Werkwoordspelling les 4: Persoonsvorm verleden tijd

Nederlands

Werkwoordspelling
Les 4: Persoonsvorm verleden tijd

HAVO 1 P1 2019-2020
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Nederlands

Werkwoordspelling
Les 4: Persoonsvorm verleden tijd

HAVO 1 P1 2019-2020

Slide 1 - Tekstslide

Vorige les...
... hebben we herhaald: 
- hoe je de persoonsvorm vindt.
- hoe je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd vervoegt.

... heb je geoefend met het vervoegen van de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd.


Slide 2 - Tekstslide

Aan het eind van deze les...

.... heb je geleerd hoe je de persoonsvorm in de verleden tijd vervoegt (= in de juiste vorm in een zin zet).

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Weet je nog?
Tegenwoordige tijd

Slide 6 - Tekstslide

Weet je nog?
Tegenwoordige tijd

Slide 7 - Tekstslide

Weet je nog?
Tegenwoordige tijd

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Aan de slag!

Ga zelfstandig aan de slag met de rest van de les. 
Lees goed wat je moet doen.

Slide 11 - Tekstslide

Weet je nog? Beantwoord onderstaande vraag.

Hoe vind je de persoonsvorm in een zin? Er zijn meer antwoorden mogelijk.

Slide 12 - Open vraag

Oefenen met de PV VT
Maak de opdrachten. De onderstrepingen zijn linkjes, waar je op kunt klikken.


Slide 13 - Tekstslide

Oefenen met Engelse werkwoorden PVTT en PVVT
Maak de opdrachten. De onderstrepingen zijn linkjes, waar je op kunt klikken.


Slide 14 - Tekstslide

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd: Hij ... (timen)
A
hij timede
B
hij timde
C
hij timmde
D
hij timdde

Slide 15 - Quizvraag

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd: Hij ... (barbecueën)
A
barbecude
B
barbecuede
C
barbecuedde
D
barbecudde

Slide 16 - Quizvraag

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd: Hij ... (lunchen)
A
hij lunchte
B
hij lunchde
C
hij lunchtte
D
hij lunchdde

Slide 17 - Quizvraag

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd : Hij ... (deleten)
A
deletete
B
delet
C
delette
D
deletette

Slide 18 - Quizvraag

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd: Hij ... (racen)
A
racte
B
racette
C
racde
D
racete

Slide 19 - Quizvraag

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm tegenwoordige tijd. Mijn vader ... (downloaden)
A
download
B
downloat
C
downloadt
D
downloadde

Slide 20 - Quizvraag

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm tegenwoordige tijd. Jason ... (barbecueën)
A
barbecued
B
barbecuedt
C
barbecuet
D
barbecuette

Slide 21 - Quizvraag

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm tegenwoordige tijd. Mijn vriendje ... (skaten)
A
skatet
B
skate
C
skated

Slide 22 - Quizvraag

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd
Romy en Marie ... (racen)
A
raceten
B
racetten
C
raceden

Slide 23 - Quizvraag