werkwoordspelling les 3: persoonsvorm verleden tijd

WERKWOORDSPELLING
LES 3: 
persoonsvorm verleden tijd

Nederlands
 
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

WERKWOORDSPELLING
LES 3: 
persoonsvorm verleden tijd

Nederlands
 

Slide 1 - Tekstslide

0

Slide 2 - Video

0

Slide 3 - Video

terugblik
... je weet hoe je de persoonsvorm in een zin kunt vinden.
... je weet hoe je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd op de juiste manier kunt vervoegen.

Slide 4 - Tekstslide

Antwoorden

Slide 5 - Tekstslide

Vragen werkwoordspelling
Zet de werkwoorden in de tegenwoordige tijd; let op: ik-vorm of ik-vorm + t; geef ook het onderwerp aan.

Slide 6 - Tekstslide

Wat is de eerste stap die je zet bij werkwoordspelling?

Slide 7 - Woordweb

Hoe vind je de persoonsvorm in een zin?

Slide 8 - Woordweb

Hoe weet je of je de ik-vorm of de ik-vorm+t schrijft?

Slide 9 - Woordweb

Aan het einde van deze les

.... kan je de persoonsvorm in de verleden tijd vervoegen (= in de juiste vorm in een zin zet).

Slide 10 - Tekstslide

lastig voor meertalige mensen

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Tegenwoordige tijd
herhaling

Slide 13 - Tekstslide

Tegenwoordige tijd
herhaling

Slide 14 - Tekstslide

Tegenwoordige tijd
herhaling

Slide 15 - Tekstslide

verleden tijd
  • delete (vanwege uitspraak komt er een /e/ bij
  • delete + t --> deletet (ik-vorm +t)
  • delete + te --> deletete  (ik-vorm +te)

Slide 16 - Tekstslide

verleden tijd

Slide 17 - Tekstslide

Aan de slag!

Ga zelfstandig aan de slag met de rest van de les. 
Lees goed wat je moet doen.

Hoe? In LessonUp en in je werkboekje
Hoe lang? Tot de bel gaat

Slide 18 - Tekstslide

Oefenen met de PV VT
Maak de opdrachten. De onderstrepingen zijn linkjes, waar je op kunt klikken.


Slide 19 - Tekstslide

Oefenen met Engelse werkwoorden PVVT
Maak de opdrachten. De onderstrepingen zijn linkjes, waar je op kunt klikken.



verleden tijd

Slide 20 - Tekstslide

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd: Hij ... (timen)
A
hij timede
B
hij timde
C
hij timmde
D
hij timdde

Slide 21 - Quizvraag

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd: Hij ... (barbecueën)
A
barbecude
B
barbecuede
C
barbecuedde
D
barbecudde

Slide 22 - Quizvraag

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd: Hij ... (lunchen)
A
hij lunchte
B
hij lunchde
C
hij lunchtte
D
hij lunchdde

Slide 23 - Quizvraag

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd : Hij ... (deleten)
A
deletete
B
delet
C
delette
D
deletette

Slide 24 - Quizvraag

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd: Hij ... (racen)
A
racte
B
racette
C
racde
D
racete

Slide 25 - Quizvraag

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm tegenwoordige tijd. Mijn vader ... (downloaden)
A
download
B
downloat
C
downloadt
D
downloadde

Slide 26 - Quizvraag

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm tegenwoordige tijd. Jason ... (barbecueën)
A
barbecued
B
barbecuedt
C
barbecuet
D
barbecuette

Slide 27 - Quizvraag

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm tegenwoordige tijd. Mijn vriendje ... (skaten)
A
skatet
B
skate
C
skated

Slide 28 - Quizvraag

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd
Romy en Marie ... (racen)
A
raceten
B
racetten
C
raceden

Slide 29 - Quizvraag

KLAAR?
Ga naar je werkboekje:
Klas 1 hulpboek spelling theorie en oefeningen 
Begin met:
Opdracht 2 en Opdracht 3

Slide 30 - Tekstslide