H4 verwijswoorden

Goedemorgen!
  • Telefoon in de bak
  • Jas op de gang
  • Nieuw Nederlands, leesboek en pen op tafel

1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Goedemorgen!
  • Telefoon in de bak
  • Jas op de gang
  • Nieuw Nederlands, leesboek en pen op tafel

Slide 1 - Tekstslide

Lezen 
timer
8:00

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we doen? 

  • H4 verwijswoorden
  • Herhaling 
  • Nakijken opdrachten
  • Numo
  • Evaluatie les
  • Afsluiten

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoelen hoofdstuk 4 Taalverzorging
  • Ik kan verwijswoorden op de goede manier gebruiken.

Slide 4 - Tekstslide

Verwijswoorden
De verwijswoorden me, mij en mijn lijken erg op elkaar. Je kunt ze daarom ook heel gemakkelijk verkeerd gebruiken. 
Dit geldt ook voor de verwijswoorden je, jou en jouw.

Slide 5 - Tekstslide

Regels mijn/jouw/je
Je gebruikt
mijn  >  als er een bezit achter staat  > Dit is de fiets van mijn zus
jouw > als er een bezit achter staat > Jouw score is hoger.
je > als er een bezit achter staat > Moet hij je baas bellen?

Slide 6 - Tekstslide

Regels mij/me/jou/je
Je gebruikt:
mij  > als er geen bezit achter staat > Waarom luistert niemand
                                                                              naar mij?
me > als er geen bezit achter staat > Bel je me?
jou > als er geen bezit achter staat > Dit cadeau kreeg ik van jou.
je > als er geen bezit achter staat > Wil je die schoen even
                                                                          aangeven?

Slide 7 - Tekstslide

Verwijswoorden H3

Slide 8 - Tekstslide

Zelfstandig werken

  • Nakijken opdracht 1 t/m 8 vanaf blz 148
    met nakijkblad

  • Klaar? 
    Numo - Taken -  Verwijswoorden

Slide 9 - Tekstslide

Evaluatie
  • Wat heb je geleerd deze les?
  • Wat ging er goed?
  • Wat kan beter?

Slide 10 - Tekstslide

Tot de volgende les!

Slide 11 - Tekstslide

OPDRACHT

Geef van de volgende zinnen aan of achter het woord in hoofdletters een bezit staat of niet. 
Voorbeeld:
Deze stiften zijn van MIJ. JOUW stiften liggen daar.
mij: geen bezit erachter
jouw: wel bezit erachter: stiften

Slide 12 - Tekstslide

Vanochtend heb ik ME verslapen.
A
geen bezit erachter
B
wel bezit erachter

Slide 13 - Quizvraag

Wil je ... kleren even opruimen?
A
jou
B
jouw

Slide 14 - Quizvraag