H/V2 07-02 Spelling (De brug)

Deze les
De brug spelling (blz 254)
- maken opdracht 1, 2, 3 en 4

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Deze les
De brug spelling (blz 254)
- maken opdracht 1, 2, 3 en 4

Slide 1 - Tekstslide

Met of zonder hoofdletters?
A
havo
B
HAVO

Slide 2 - Quizvraag

Met of zonder hoofdletters?
A
Gucci
B
gucci

Slide 3 - Quizvraag

Kloppen de hoofdletters in deze zin?

'S ochtends moet Tim vroeg opstaan.
A
ja
B
nee

Slide 4 - Quizvraag

In een e-mail gebruik
je geen hoofdletters
en punten.
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Waar staan de hoofdletters goed?
A
mevrouw Van Beek
B
mevrouw van beek
C
mevrouw van Beek

Slide 6 - Quizvraag

Waar staan de hoofdletters goed?
A
22 Leerlingen zitten in onze klas.
B
22 leerlingen zitten in onze klas.

Slide 7 - Quizvraag

Waar staan de hoofdletters goed?
A
mevrouw J. Van Beek
B
mevrouw j. van beek
C
mevrouw J. van Beek
D
mevrouw J. Van beek

Slide 8 - Quizvraag

Heeft dit citaat de goede leestekens?
Papa zei "Dat heb je goed gedaan"!
A
goed
B
niet goed

Slide 9 - Quizvraag

leestekens: welke zin mist een leesteken.
A
Ik zei: "Ik hou niet van appeltaart."
B
Ik dacht: morgen ga ik naar de film.

Slide 10 - Quizvraag

Waar staan de leestekens goed?
A
Hallo pap, je bent op vakantie hoor.
B
Hallo pap, je bent op vakantie hoor
C
Hallo pap: je bent op vakantie hoor.
D
Hallo pap je bent op vakantie hoor

Slide 11 - Quizvraag

Opdracht 1
- Kies 3 zinnen uit van opdracht 1
- Wissel hierna de zin uit met je buurman/vrouw

Slide 12 - Tekstslide

Welk woord is niet goed geschreven?
(verkleinwoorden)
A
pateetje
B
tantetje
C
lolly'tje
D
tosti'tje

Slide 13 - Quizvraag

Welk verkleinwoord is goed geschreven?
A
Cafeetje
B
Kettingje
C
Babytje
D
Bloemtje

Slide 14 - Quizvraag

Opdracht 2
- Maak opdracht 2 

Slide 15 - Tekstslide

Meervoud van PORIE
A
poriën
B
porieën
C
pories

Slide 16 - Quizvraag

Meervoud van: knie
A
Knieën
B
Kniën
C
Knieeën

Slide 17 - Quizvraag

Opdracht 3 + 4
- Maak opdracht 3 & 4

Slide 18 - Tekstslide