Ec. bekeken 4TL: 3.3

Hoofdstuk 3:
3.3 Geld voor de gemeente
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 3:
3.3 Geld voor de gemeente

Slide 1 - Tekstslide

3.1/3.2: wat weten we nog?

Slide 2 - Woordweb

3.3 rekenen met BTW (herhaling)
Verkoopprijs jas € 125 en btw is 21%.
Bereken de consumentenprijs

    BTW berekenen:
    € 125 : 100 x 21 = € 26,25
    Consumentenprijs berekenen
    € 125 + € 26,25 = € 151,25

Slide 3 - Tekstslide

3.3 rekenen met BTW (herhaling)
Een frikandellenbroodje 
kost inclusief BTW € 1.25.

Wat kost het broodje exclusief BTW?

Slide 4 - Tekstslide

3.3 Geld voor de gemeente
 leerdoelen
- Ik kan uitleggen hoe de gemeente aan inkomsten komt
- Ik kan berekenen wat inwoners aan gemeentelijke heffingen moeten betalen

Slide 5 - Tekstslide

3.3 Geld voor de gemeente
1. Ga naar www.leiden.nl
2. Typ in de zoekbalk "gemeentelijke belastingen"
3. Klik op de tweede rij eerste "hit" : bewoner?
4. klik op eerste "hit": belastingen
4. Schrijf in je schrift welke gemeentelijke belastingen je ziet staan en waarvoor je deze betaald (als dat er bij staat). 
timer
5:00

Slide 6 - Tekstslide

3.3 Geld voor de gemeente
Je wilt op goede fietspaden fietsen, naar het zwembad gaan en naar een mooi park om je vrienden te ontmoeten. Een gemeente heeft geld nodig om dit allemaal mogelijk te maken. Een deel van dat geld betalen jouw ouders in de vorm van belastingen. Daarover leer je in deze paragraaf.

Slide 7 - Tekstslide

3.3 Geld voor de gemeente
Onroerendezaakbelasting (OZB)
Belasting die gemeenten opleggen aan 
eigenaren van huizen en andere gebouwen

Deze belasting wordt berekend op basis 
van de WOZ-waarde (wet waardering 
onroerende zaken)


Slide 8 - Tekstslide

WOZ-waarde: € 256.000 OZB: 0,1045%
Hoe hoog is het bedrag van de aanslag? Rond het bedrag naar beneden af op hele euro’s.

Slide 9 - Open vraag

3.3 Geld voor de gemeente
afvalstoffenheffing (reinigingsrecht): 
vast bedrag per huishouden 
voor verwerking en afvoer 
van huisvuil.

Slide 10 - Tekstslide

p het aanslagbiljet van de onroerendezaakbelasting staat dat Roy’s woning € 295.000 waard is (zie bron). Het tarief van de onroerendezaakbelasting in Zaanstad is 0,1072% van de waarde van een woning.
Hoe hoog is het bedrag van de aanslag? (met berekening)

Slide 11 - Open vraag

Stel, een jaar later is de waarde van Roy’s huis met € 10.000 gedaald. Het tarief van de onroerendezaakbelasting is niet veranderd.
Hoeveel lager wordt de aanslag van de onroerendezaakbelasting in dat jaar? (met berekening)

Slide 12 - Open vraag

Wat heb je geleerd?

Slide 13 - Tekstslide

Noem drie dingen die je geleerd hebt

Slide 14 - Open vraag

Aan het werk!



maken en nakijken 
de toepassingsopdrachten van §3.2 en §3.3

Slide 15 - Tekstslide