Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
SO Woordenschat
SO Woordenschat
1 / 36
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 3
In deze les zitten
36 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslide
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
SO Woordenschat
Slide 1 - Tekstslide
De conciërge trekt aan de bel.
Wat is de letterlijke betekenis?
Slide 2 - Open vraag
De conciërge trekt aan de bel.
Wat is de figuurlijke betekenis?
Slide 3 - Open vraag
De conciërge trekt aan de bel.
Bij welk woord zoek je in het woordenboek naar
de figuurlijke betekenis?
Slide 4 - Open vraag
Maak de zin simpeler:
De stagiair wordt in de gelegenheid gesteld om in de vorm van een stage, praktische ervaring op te doen.
Slide 5 - Open vraag
Maak de zin simpeler:
Gedurende de stage blijft de stagiair leerling van de school.
Slide 6 - Open vraag
Maak de zin simpeler:
De stagiair verricht zijn werkzaamheden in een werkweek van 20 uur.
Slide 7 - Open vraag
Maak de zin simpeler:
Ondergetekenden gaan akkoord met de genoemde afspraken.
Slide 8 - Open vraag
Welk woord past in de zin?
Ik heb geen ... aan nog meer uitleg
A
behoefte
B
kick
C
totaal
D
merendeel
Slide 9 - Quizvraag
Welk woord past in de zin?
In een aantal ... bleek dat men het ongeluk niet kon voorkomen.
A
grofweg
B
merendeel
C
totaal
D
gevallen
Slide 10 - Quizvraag
Welk woord past in de zin?
De ... van het evenement bleek een pyromaan te zijn.
A
grofweg
B
organisator
C
gevallen
D
kick
Slide 11 - Quizvraag
Noteer de juiste vorm van het woord:
Bij Myrthe is online gamen helaas een ... geworden. (verslaven)
Slide 12 - Open vraag
Welk woord of welke uitdrukking hoort er niet bij?
circa - exact - grofweg - ongeveer
Slide 13 - Open vraag
Welk woord of welke uitdrukking hoort er niet bij?
negatief - onvoldoende - slecht - uitmuntend
Slide 14 - Open vraag
Welk woord of welke uitdrukking hoort er niet bij?
bijzonder - gewoon - opmerkelijk - speciaal
Slide 15 - Open vraag
Welk woord of welke uitdrukking hoort er niet bij?
diverse - enige - precieze - verschillende
Slide 16 - Open vraag
Welk woord of welke uitdrukking hoort er niet bij?
eveneens - per saldo - tenslotte - totaal
Slide 17 - Open vraag
Wat betekent het onderstreepte woord in de zin:
De mentor bevestigde dat we morgen het laatste uur vrij hebben.
__________
A
leunen, rusten
B
helpen
C
zei dat het klopte
D
maakte vast
Slide 18 - Quizvraag
Wat betekent het onderstreepte woord in de zin:
De conciërge bevestigde het nieuwe prikbord aan de muur.
__________
A
leunen, rusten
B
helpen
C
zei dat het klopte
D
maakte vast
Slide 19 - Quizvraag
Wat betekent het onderstreepte woord in de zin:
Weet jij wat de functie van dat apparaatje is?
______
A
taak, beroep
B
helpen
C
waarvoor iets wordt gebruikt
D
veranderen om iets beter te maken
Slide 20 - Quizvraag
Wat betekent het onderstreepte woord in de zin:
Na vijftien jaar kiest Albert voor een nieuwe functie bij een ander bedrijf.
_______
A
taak, beroep
B
helpen
C
waarvoor iets wordt gebruikt
D
veranderen om iets beter te maken
Slide 21 - Quizvraag
Wat betekent het onderstreepte woord in de zin:
Heb jij onze presentatie al aangepast?
____________
A
precies afmeten
B
aandoen om te zien of het past of staat
C
aangegeven
D
veranderen om iets beter te maken
Slide 22 - Quizvraag
Wat betekent het onderstreepte woord in de zin:
Het geeft je een prettig gevoel als je andere mensen kunt steunen.
_______
A
leunen, rusten
B
helpen
C
vertrouwen op
D
waarvoor iets wordt gebruikt
Slide 23 - Quizvraag
Wat betekent het onderstreepte woord in de zin:
Deze volle boekenplanken steunen op twee dragers.
________
A
leunen, rusten
B
helpen
C
vertrouwen op
D
waarvoor iets wordt gebruikt
Slide 24 - Quizvraag
Noteer de juiste vorm van het woord stichten:
De ______ AAP vangt verwaarloosde apen op.
Slide 25 - Open vraag
Noteer de juiste vorm van het woord mysterieus:
Het ontstaan van graancirkels in de polder blijft een _____ .
Slide 26 - Open vraag
Noteer de juiste vorm van het woord historisch:
Dat is een prachtig boek over de ____ van Harderwijk.
Slide 27 - Open vraag
Welk woord past hier bij?
zitmeubel - geldinstelling
Slide 28 - Open vraag
Welk woord past hier bij?
koning - vrieskou
Slide 29 - Open vraag
Welk woord past hier bij?
metaal - iemand die iets koopt
Slide 30 - Open vraag
Welk woord past hier bij?
hoofdsteun - zoenen
Slide 31 - Open vraag
Welk woord past hier bij?
een examen niet halen - vallen, dalen
Slide 32 - Open vraag
Welk woord past hier bij?
beker - hoofd
Slide 33 - Open vraag
Welk woord past hier bij?
einde - burcht/kasteel
Slide 34 - Open vraag
Welk woord past hier bij?
zojuist - keurig
Slide 35 - Open vraag
Welk woord past hier bij?
lamp - niet zwaar
Slide 36 - Open vraag
Meer lessen zoals deze
LJ3 H6 Woordenschat: begrijpen wat er staat
Mei 2022
- Les met
46 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 3
Week 36 Ne 3K H2 Woordenschat :officieel taalgebruik
Augustus 2023
- Les met
44 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 3
Figuurlijk taalgebruik
Februari 2023
- Les met
46 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
Talent 5 - Thema 7, les 15
April 2024
- Les met
34 slides
Taal
Lager onderwijs
Maandag 1 november
November 2021
- Les met
27 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 1
H4 woordenschat
April 2022
- Les met
18 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 3
Woordenschat
April 2024
- Les met
35 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 3
Woordenschat les 1
Januari 2024
- Les met
35 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 3