Figuurlijk taalgebruik

Welkom

Stijlregels en formuleren
Figuurlijk taalgebruik
Nederlands
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom

Stijlregels en formuleren
Figuurlijk taalgebruik
Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Lesprogramma
  • Bespreken huiswerk
  • Intro figuurlijk taalgebruik
  • Uitleg figuurlijk taalgebruik
  • Quiz figuurlijk taalgebruik

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...

  • ken je de begrippen beeldspreek, figuurlijk taalgebruik, spreekwoorden en uitdrukkingen.

  • kun je figuurlijk in teksten herkennen en uitleggen.

  • kun je het verschil tussen spreekwoorden en uitdrukkingen herkennen en uitleggen.

  • kun je zelfstandig figuurljik taalgebruik op de juiste manier verwerken in teksten die je schrijft. 

Slide 3 - Tekstslide

Welke spreekwoorden en/of
uitdrukkingen ken je?

Slide 4 - Woordweb


Video
-

Letterlijk en figuurlijk

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Combineren
  • Iedereen krijgt een deel van een spreekwoord
  • De een heeft bijvoorbeeld:
    Als de kat van huis is...
    Een ander heeft:
    ....dansen de muizen op tafel
  • Op mijn teken loop je rond en zoek je iemand die de aanvulling heeft op jouw spreekwoord/gezegde.
  • Gevonden? Dan bedenken jullie wat het betekent.

Slide 7 - Tekstslide

Waarom figuurlijk taalgebruik?

  • In teksten kom je vaak zinnen met figuurlijke betekenis tegen.
  • Door dit toe te passen kan iemand iets op een sprekende manier verwoorden, teksten worden er sterker en aantrekkelijker van.  

  • Om teksten goed te kunnen begrijpen, is het belangrijk om figuurlijk taalgebruik te herkennen.


  • Wanneer je zinnen met een figuurlijke betekenis letterlijk opvat, dan is het moeilijk om de tekst te begrijpen.






Slide 8 - Tekstslide

Letterlijk of figuurlijk

LETTERLIJK TAALGEBRUIK

  • Men bedoelt precies dat wat er geschreven is.


FIGUURLIJK TAALGEBRUIK

  • Bij wijze van spreken: er wordt iets anders bedoeld dan er eigenlijk staat.
  • Ook wel beeldspraak genoemd

Slide 9 - Tekstslide

Voorbeeld

Helaas kwam er geen kip naar de gratis tennisles.


LETTERLIJK

Er waren wel mensen bij de tennisles, maar geen kippen.


FIGUURLIJK

Er kwam helemaal niemand naar de gratis tennisles.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Spreekwoorden
  • Een spreekwoord is onveranderlijk. Je gebruikt dus altijd dezelfde woorden in dezelfde volgorde

  • Een spreekwoord is bovendien altijd een mededeling, geen vraag. 

  • Meestal is een spreekwoord een algemene levenswijsheid. Het zou op een tegeltje kunnen staan. 

  • Voorbeelden van spreekwoorden zijn: ‘Na regen komt zonneschijn’, ‘Boontje komt om zijn loontje’ en ‘Oost west, thuis best.’

Slide 12 - Tekstslide

Uitdrukking
  • Je kan een uitdrukking veranderen van woordvolgorde.

  • Bijvoorbeeld: 'er als de kippen bij zijn' kun je veranderen in:
    Zij zijn er altijd als de kippen bij als het gratis is.

Slide 13 - Tekstslide

Spreekwoord of gezegde? Verschil?
Als er een schaap over de dam is, volgen er meer.

Met de mond vol tanden staan.
Een zin met een vaste woordvolgorde.
Het stukje beeldspraak is geen hele zin, maar een paar woorden. Altijd zonder een werkwoord.

Slide 14 - Tekstslide

Verschil spreekwoord/gezegde
  • Spreekwoord is vaste zin. Kun je niet veranderen. 

  • Gezegde is een deel van een zin. Je moet er iets aan toevoegen.

  • Allebei figuurlijk bedoeld.

Slide 15 - Tekstslide


Je wilt toch weten wat voor vlees je in de.....
A
kist hebt
B
kuip hebt
C
tas hebt
D
kast hebt

Slide 16 - Quizvraag


Twee handen op één..
A
buik
B
schouder
C
pruik
D
tafel

Slide 17 - Quizvraag


Dweilen met de kraan open.
Betekenis?
A
Werk verrichten zonder succes.
B
Het niet meer zien zitten.
C
Altijd maar bezig zijn.
D

Slide 18 - Quizvraag


Slapen als een..
A
marmot
B
vos
C
beer
D
neushoorn

Slide 19 - Quizvraag


Zo arm als een..
A
rat
B
luis
C
dode muis
D
kerkrat

Slide 20 - Quizvraag

Deze nieuwe plantensoort is overgewaaid uit Amerika.

Wat is de letterlijke betekenis?

Slide 21 - Open vraag

Deze nieuwe plantensoort is overgewaaid uit Amerika.

Bij welk woord zoek je in het woordenboek naar
de figuurlijke betekenis?

Slide 22 - Open vraag

Deze nieuwe plantensoort is overgewaaid uit Amerika.

Zoek de betekenis en schrijf op.

Slide 23 - Open vraag

De conciërge trekt aan de bel.

Wat is de letterlijke betekenis?

Slide 24 - Open vraag

De conciërge trekt aan de bel.

Bij welk woord zoek je in het woordenboek naar
de figuurlijke betekenis?

Slide 25 - Open vraag

De conciërge trekt aan de bel.

Zoek de betekenis en schrijf op.

Slide 26 - Open vraag

Mijn gehandicapte broer van achttien kan niet op eigen benen staan.

Wat is de letterlijke betekenis?

Slide 27 - Open vraag

Mijn gehandicapte broer van achttien kan niet op eigen benen staan.

Bij welk woord zoek je in het woordenboek naar
de figuurlijke betekenis?

Slide 28 - Open vraag

Mijn gehandicapte broer van achttien kan niet op eigen benen staan.
Zoek de betekenis en schrijf op.

Slide 29 - Open vraag

Lees de tekst

Dit verhaal zuig ik uit mijn duim.


De twee vriendinnen Yvonne en Lynn kunnen meestal heel goed samen door één deur. Ze steunen elkaar door dik en dun.

Ze hebben ruzie als er een van de twee met het verkeerde been uit bed is gestapt. Dan is niets goed en maken ze van een mug een olifant. Gelukkig gaat dat snel voorbij en is alles weer koek en ei. De vriendinnen zitten niet bij elkaar onder de plak.

Slide 30 - Tekstslide


zuig ik uit mijn duim
A
altijd, onvoorwaardelijk
B
goed met elkaar overweg kunnen
C
verzin
D
maken van niets een groot probleem

Slide 31 - Quizvraag


samen door één deur
A
altijd, onvoorwaardelijk
B
goed met elkaar overweg kunnen
C
is het gedaan, is het zover gekomen
D
maken van niets een groot probleem

Slide 32 - Quizvraag


door dik en dun
A
altijd, onvoorwaardelijk
B
met een slecht humeur de dag beginnen
C
is het gedaan, is het zover gekomen
D
maken van niets een groot probleem

Slide 33 - Quizvraag


met het verkeerde been uit bed gestapt
A
uit je hoofd weten
B
in een slechte bui zijn
C
is het gedaan, is het zover gekomen
D
maken van niets een groot probleem

Slide 34 - Quizvraag


maken van een mug een olifant
A
iemand respecteren hoe hij is
B
doen alsof je van niets weet
C
is het gedaan, is het zover gekomen
D
maken van niets een groot probleem

Slide 35 - Quizvraag


niet bij elkaar onder de plak zitten
A
iemand respecteren hoe hij is
B
niet de macht over elkaar hebben
C
is het goed tussen die twee
D
sterk overdrijven

Slide 36 - Quizvraag

Maak de uitdrukking af:

koek en ei __
A
eten
B
geven
C
zijn
D
hebben

Slide 37 - Quizvraag

Maak de uitdrukking af:

onder de plak __
A
schoonmaken
B
stoppen
C
plakken
D
zitten

Slide 38 - Quizvraag

Maak de uitdrukking af:

Een appeltje voor de dorst ___
A
kennen
B
geven
C
eten
D
hebben

Slide 39 - Quizvraag

Maak de uitdrukking af:

Een oogje in het zeil __
A
houden
B
geven
C
varen
D
meten

Slide 40 - Quizvraag

Maak de uitdrukking af:

Iets op je duimpje __
A
kennen
B
geven
C
zuigen
D
meten

Slide 41 - Quizvraag

Maak de uitdrukking af:

Doen alsof je neus __
A
snuit
B
kriebelt
C
bloedt
D
niest

Slide 42 - Quizvraag

Maak de uitdrukking af:

Uit je duim __
A
komen
B
zuigen
C
kennen
D
meten

Slide 43 - Quizvraag

Maak de uitdrukking af:

Door de mand __
A
kennen
B
stoppen
C
vallen
D
hangen

Slide 44 - Quizvraag

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd

Slide 45 - Open vraag

Stel 1 vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 46 - Open vraag