2.03 gedicht

Vak: Nederlands
Hoofdstuk: 2
1.
Lesopening
2.
Leergebiedoverstijgende doelen + arrangementen
3.
Lesdoel (+ minicheck)
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie + afsluiting
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Vak: Nederlands
Hoofdstuk: 2
1.
Lesopening
2.
Leergebiedoverstijgende doelen + arrangementen
3.
Lesdoel (+ minicheck)
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie + afsluiting

Slide 1 - Tekstslide

1. Lesopening
Pak je boek van Nederlands met je schrift, laat het boek nog even dicht. 



Slide 2 - Tekstslide

2. Leergebiedoverstijgende doelen
Zelfstandig leren
- Werkt volgens de gestelde eisen, die aan de opdrachten worden gesteld. 

Als er staat leg je antwoord uit, doe je dat. 




Slide 3 - Tekstslide

Arrangementen
- Verdiept: kijk of je zelfstandig aan de slag kunt of dat je mee wil doen aan de instructie na het benoemen van de lesdoelen en het lezen van de theorie. 
Ihabe, Alex

- Basis: doe mee aan de mini-check. Alles goed? Zelfstandig aan de slag. Niet alles goed? Instructie volgen, daarna aan de slag. 
Lynn, Niels, Ties, Jermaine, Shaqell, Bas

- Intensief: doe mee aan de mini-check. Instructie volgen, kom aan de groepstafel zitten. 
Dennis, Noah, Jara

Slide 4 - Tekstslide

3. Lesdoel
Aan het eind van deze les:
- weet je wat de kenmerken van een  gedicht zijn;
- ken je drie kenmerken van een gedicht: opbouw, strofe en rijm;
- ken je 5 vormen van bijzonder taalgebruik dat dichters 
   inzetten, waaronder herhaling, opsomming, tegenstelling
   overdrijving en ironie.

Slide 5 - Tekstslide

Verdiept arrangement:
Ihabe, Alex

Huiswerk noteren + maken:
Les: 2.3
blz.: 75 t/m 77
opdr.: 5 t/m 6

Slide 6 - Tekstslide

Mini-check
Quiz mee

Slide 7 - Tekstslide

Hoeveel woorden rijmen er op het woord herfst?
A
6
B
2
C
4
D
0

Slide 8 - Quizvraag

Tegenstelling =
A
De woorden worden herhaald of hetzelfde woord wordt vaker gezegd, maar net iets anders.
B
Er wordt een aantal dingen op een rij gezet of na elkaar opgenoemd.
C
Dingen worden tegenover elkaar gezet, waardoor de verschillen extra opvallen.
D
Iets wordt groter of erger gemaakt dan het in werkelijkheid is.

Slide 9 - Quizvraag

Opsomming =
A
De woorden worden herhaald of hetzelfde woord wordt vaker gezegd, maar net iets anders.
B
Er wordt een aantal dingen op een rij gezet of na elkaar opgenoemd.
C
Dingen worden tegenover elkaar gezet, waardoor de verschillen extra opvallen.
D
Iets wordt groter of erger gemaakt dan het in werkelijkheid is.

Slide 10 - Quizvraag

Wie maakt wat:
Alles goed? Ga zelfstandig aan de slag:
les 2.3, opdr. 8, blz. 65 t/m 67

De rest doet mee met de instructie.

Slide 11 - Tekstslide

4. Instructie
Kijk en mee naar de volgende dia's. 

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Slide 14 - Video

Gedicht 
  • Een gedicht is verdeeld in versregels, die meestal in het   midden van de bladzijde zijn gecentreerd.
  • Regels staan in groepjes bij elkaar met witregels ertussen --> strofen
  • Soms komt er rijm in voor. 
  • Een gedicht heeft ritme met afwisseling van lettergrepen met en zonder klemtoon. Hoor je als het hardop voorgelezen wordt.
  • In liedteksten wordt een strofe herhaald. Dan wordt het een refrein. De strofen die ertussen staan, heten coupletten.

Slide 15 - Tekstslide

Bijzonder taalgebruik 
  • Herhaling: de woorden worden herhaald of er wordt  hetzelfde gezegd. Vaak op verschillende manieren.
  • Opsomming: een aantal dingen wordt achter elkaar gezet.
  • Tegenstelling: zaken worden tegenover elkaar gezet, hierdoor worden de verschillen duidelijk.
  • Overdrijving: iets wordt erger of groter gemaakt dan het is werkelijkheid is. Het wordt overdreven.
  • Ironie: iets wordt beschreven op een beetje spottende manier, die niet kwetsend bedoeld is.

Slide 16 - Tekstslide

5. Begeleid inoefenen
Wie kan zelfstandig aan de slag (basis)?
Lees en maak les 2.3, blz. 75 t/m 77, opdr. 5 t/m 6.

Wie heeft nog extra instructie/leeshulp nodig (intensief)?
Dennis, Noah, Jara lezen de uitleg en stellen vragen voordat ze aan de opdracht beginnen. 
Niels; laptop pakken om het verhaal voorgelezen te krijgen. 

Slide 17 - Tekstslide

6. Zelfstandig werken
Je leest en maakt zelfstandig, in stilte:
V: les 2.3, blz. 75 t/m 77, opdr. 6 t/m 7 --> Ihabe, Alex
B: les 2.3, blz. 75 t/m 77, opdr. 6 t/m 7 --> Lynn, Niels, Ties, Jermaine, Shaqell, Bas
I: les 2.3, blz. 75 t/m 77, opdr. 6 t/m 7 --> Dennis, Noah, Jara.
Ben je klaar?
1. Kijk je werk zorgvuldig na + verbeter waar nodig. 
2. Huiswerk ander vak afmaken. 
3. Leren toets / lezen. 
timer
30:00

Slide 18 - Tekstslide

7. Evaluatie
- Zelfstandig leren; werkt volgens de gestelde eisen, die aan de opdrachten worden gesteld.
 
Evaluatie lesdoelen --> Quiz mee! 




Slide 19 - Tekstslide

Moet een gedicht altijd rijmen?
A
nee
B
soms
C
ja

Slide 20 - Quizvraag

Hoeveel woorden rijmen er op het woord elf?
A
3
B
2
C
1
D
0

Slide 21 - Quizvraag

Herhaling =
A
De woorden worden herhaald of hetzelfde woord wordt vaker genoemd, maar net iets anders.
B
Er wordt een aantal dingen op een rij gezet of na elkaar opgenoemd.
C
Dingen worden tegenover elkaar gezet, waardoor de verschillen extra opvallen.
D
Iets wordt groter of erger gemaakt dan het in werkelijkheid is.

Slide 22 - Quizvraag

Afsluiting
Ruim je boek en schrift van NE op.

Volgende lesuur: ....................

Slide 23 - Tekstslide