Recap pres continuous, question tags

• Engels
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Today's lesson

- recap present continuous

- recap question tags

- recap this/that/these/those

- QUESTIONS

Wanneer gebruik je de present continuous?

1. Als je iets van plan bent om te gaan doen
2. Als iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt
3. Als iets op dit moment aan de gang is
4. Als het zeker is dat iets gaat gebeuren

Welke is de present continuous?

1. James walks to school
2. James is walking to school
3. James is going to walk to school
4. James will walk to school

Dus...

•  als iets nu aan de gang of bezig is

        dus bijvoorbeeld iets wat iemand nu aan het doen is

• to be + verb + ing

       am/is/are + walk + ing 

Translate using present continuous:
jij drinkt

Translate using present continuous:
Mijn zussen tekenen (draw)

Question tags

• korte vragen einde van de zin
• He is drinking water, isn't he?

Welke bewering over question tags is juist?

1. Bevestigend wordt ontkennend en andersom
2. Bevestigend en ontkennend blijven hetzelfde
3. Er zijn geen ontkennende zinnen bij question tags
4. Bevestigend en ontkennend heeft hier niks mee te maken

De persoonsvorm uit de hoofdzin wordt ook gebruikt in de question tag.

1. waar
2. niet waar

Je gebruikt niet hetzelfde werkwoord in de question tag als in de hoofdzin.

1. waar
2. niet waar

Dus...

•  je gebruikt hetzelfde werkwoord als in de hoofdzin

       can - can't     ;     are - aren't     ;     is - isn't

• je gebruikt dezelfde persoonsvorm als in de hoofdzin

      the chair = it ; my brothers = they ; my friends and I = we

• ontkennend wordt bevestigend

       bevestigend wordt ontkennend

Finish the sentence:
She is not going there, ...

Finish the sentence:
Your sisters can draw, ...

This / that / these / those

Je gebruikt 'this' als iets...

1. ver(der) weg is in meervoud (=die)
2. ver(der) weg is in enkelvoud (=dat/die)
3. dichtbij is in meervoud (=deze)
4. dichtbij is in enkelvoud (=dit/deze)

Als iets ver(der) weg is en enkelvoud, gebruik ik...

1. this
2. that
3. these
4. those

Je gebruikt 'those' als iets...

1. ver(der) weg is in meervoud (=die)
2. ver(der) weg is in enkelvoud (=dat/die)
3. dichtbij is in meervoud (=deze)
4. dichtbij is in enkelvoud (=dit/deze)

Als iets dichtbij is en meervoud, gebruik ik...

1. this
2. that
3. these
4. those

Question time

Any questions so far? 

Let me know! 

Have a look at it yourself again :)