Opgaven 12-1-2021, herhaling hoofdstuk 3

Kijk naar de grafiek.
Wat geeft de Lorenz curve aan ?
A
de armste 30% van de mensen verdient 30% van het inkomen
B
de armste 30% van de mensen verdient 3% van het inkomen
C
de rijkste 70 % van de mensen verdient 40 % van het inkomen
D
de rijkste 30 % van de mensen verdient 60% van het inkomen
1 / 20
volgende
Slide 1: Quizvraag
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Kijk naar de grafiek.
Wat geeft de Lorenz curve aan ?
A
de armste 30% van de mensen verdient 30% van het inkomen
B
de armste 30% van de mensen verdient 3% van het inkomen
C
de rijkste 70 % van de mensen verdient 40 % van het inkomen
D
de rijkste 30 % van de mensen verdient 60% van het inkomen

Slide 1 - Quizvraag

Kijk naar de grafieken.
Welke grafiek geeft de grootste inkomensongelijkheid aan ?
A
de linker grafiek want de buik is klein
B
de rechter grafiek want de buik is groot

Slide 2 - Quizvraag

Welke voorbeelden zijn inkomsten uit arbeid?
A
Huur, dividend, prestatieloon, vakantiegeld
B
Prestatieloon, dividend, rente, vakantiegeld
C
loon, loon in natura, prestatieloon, vakantiegeld

Slide 3 - Quizvraag

Vraag 6: Sandra (achttien jaar) woont bij haar ouders, zij volgt een hbo-opleiding en heeft een eigen zorgverzekering afgesloten. Arjun (39 jaar) woont in een huurwoning en hij heeft een zoon van vijftien jaar. Arjun en zijn zoon hebben samen een zorgverzekering afgesloten. Arjun heeft geen werk omdat hij steeds wordt afgewezen bij sollicitaties. Hij heeft ook geen spaargeld. Wie heeft of wie hebben recht op BIJSTAND?
A
Sandra
B
Arjun
C
Sandra & Arjun

Slide 4 - Quizvraag

Sandra (achttien jaar) woont bij haar ouders, zij volgt een hbo-opleiding en heeft een eigen zorgverzekering afgesloten. Arjun (39 jaar) woont in een huurwoning en hij heeft een zoon van vijftien jaar. Arjun en zijn zoon hebben samen een zorgverzekering afgesloten. Arjun heeft geen werk omdat hij steeds wordt afgewezen bij sollicitaties. Hij heeft ook geen spaargeld. Wie heeft of wie hebben recht op HUURTOESLAG?
A
Sandra
B
Arjun
C
Sandra & Arjun

Slide 5 - Quizvraag

Vraag 10a:
Hoeveel zijn haar basisbeurs en aanvullende beurs samen
per jaar?
A
€ 6.693,45
B
€ 6.891,96
C
€ 7.151,96
D
€ 6.932,96

Slide 6 - Quizvraag

Geld reserveren. Tom wil over 3 jaar een nieuwe laptop kopen. De Laptop kost Tom € 500. Hoeveel geld moet Tom per maand reserveren?

Slide 7 - Open vraag

Uitwerking
€ 500 : 3 jaar = € 166,67 per jaar
dat is € 166,67 : 12 = € 13,89 per maand

Slide 8 - Tekstslide

Wat is budgetteren?
A
een begroting maken
B
een (financieel) plan maken
C
geld sparen
D
geld uitgeven

Slide 9 - Quizvraag

Benzine tanken hoort bij de ...
A
huishoudelijke uitgaven.
B
incidentele uitgaven.
C
vaste lasten.
D
wekelijkse uitgaven.

Slide 10 - Quizvraag

Bart wil over een jaar een fiets van € 1.000 kopen.
Hoeveel moet hij per maand reserveren?

Slide 11 - Open vraag

Uitwerking
€1000 / 12 maanden = €83,33 per maand

Slide 12 - Tekstslide

Hoe hoger de restwaarde,
hoe ........... je moet reserveren.
A
meer
B
minder

Slide 13 - Quizvraag

Welke berekening voor de vervangingswaarde is juist?
A
Aanschafwaarde - Restwaarde : aantal maanden
B
Restwaarde - Aanschafwaarde : aantal maanden
C
Aanschafwaarde : Restwaarde x aantal maanden
D
Restwaarde : Aanschafwaarde x aantal maanden.

Slide 14 - Quizvraag

Geld reserveren. Tom wil over 3 jaar een nieuwe laptop kopen. De Laptop kost Tom € 500. Hoeveel geld moet Tom per maand reserveren?

Slide 15 - Open vraag

Uitwerking
€ 500 : 3 jaar = € 166,67 per jaar
dat is € 166,67 : 12 = € 13,89 per maand

Slide 16 - Tekstslide

Je oude scooter gaat naar verwachting nog 3 jaar mee. Je kunt deze over 3 jaar nog voor €250 inruilen. De nieuwe scooter die je gaat kopen gaat €2500 kosten.

Hoeveel moet je per maand sparen om de nieuwe scooter te kopen?

Slide 17 - Open vraag

Uitwerking
Reservering per maand = (toekomstige aanschafwaarde - restwaarde) : aantal maanden

(2500 - 250) / 36 maanden = €62,50


Slide 18 - Tekstslide

Kredietkosten berekenen
  • Krediet = lening
  • Kredietkosten = (aantal termijnen x termijnbedrag) - lening
    Rekenvoorbeeld
    Ik leen € 3.000 en betaal terug in maandelijkse termijnen van elk 
    € 148. Looptijd is twee jaar. Bereken de kredietkosten.
    >> (24 x € 178 ) - € 3.000 = € 552

    Slide 19 - Tekstslide

    Hammid koopt een tv. Als Hammid direct betaalt is de verkoopprijs € 500.
    Hammid kiest er echter voor om de tv in termijnen te betalen.
    Hammid betaalt 12 termijnen van € 50.

    Bereken de kredietkosten.


    A
    € 50,00
    B
    € 100,00
    C
    € 500,00
    D
    € 600,00

    Slide 20 - Quizvraag