A3c,d P1 week 38 39 40

1 / 24
volgende
Slide 1: Link
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met tekstslides en 5 videos.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Link

Slide 2 - Video

Onderwerp en hoofdgedachte
Onderwerp = woord of woordgroep die aangeeft waar de tekst over gaat (geen zin). 

Hoofdgedachte = een zin die het belangrijkste weergeeft wat in de tekst over het onderwerp wordt gezegd (geen vraag). 

Slide 3 - Tekstslide

Onderwerp en hoofdgedachte
  • Het onderwerp van een tekst formuleer je met een woord of woordgroep.
    Vleesconsumptie
  • De hoofdgedachte is een mededelende zin (dus géén woord!)
    Nederlanders zouden iets minder vlees moeten eten.

Slide 4 - Tekstslide

Hoofdgedachte
  • Het belangrijkste wat de schrijver vertelt over een onderwerp noem je de hoofdgedachte. Dit is één zin (en nóóit een vraag)
  • Onderwerp en hoofdgedachte vind je vaak op voorkeurs-plaatsen, zoals in de titel, inleiding en slot. Deelonderwerpen vind je in de alinea's (soms aangegeven met tussenkopjes)

Slide 5 - Tekstslide

Tekstverbanden en signaalwoorden
Zie Cambiumned

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Week 38
Huiswerk van vorige week: Artikel mee. = opdr. 3 p.26
t/m 11 af blz. 31 t/m 34


 o 1.4 Schrijven en formuleren p.40 opdracht 1,4,5,6,8,9,11
o Po FG Interviewvragen bedenken.  'Filmpje Open en gesloten vragen'. 
 o Ik weet hoe je een schrijfplan maakt.
o Ik weet hoe je een citaat, parafrase en bronvermelding noteert.
o Ik weet wat incongruentie is.
o Ik weet hoe ik goede interviewvragen kan maken en weet het verschil tussen Open en gesloten vragen.





Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Het schrijven van dialogen
Soms kun je een tekst met dialogen nalezen en tot de conclusie komen dat hij saai is. Let dan op de volgende zaken: 
- Probeer niet alleen het werkwoord zeggen te gebruiken om een citaat      aan te kondigen of af te sluiten. Ga op zoek naar alternatieven. 
- Wissel de directe rede en indirecte rede af en parafraseer soms. 
- Gebruik geen spreektaal: veel mensen gebruiken stopwoordjes. Laat       deze weg en zorg voor een zo vloeiend mogelijke tekst. 

Slide 10 - Tekstslide

Waarom citeren?
  • Definitie van een begrip
  •  Parafraseren gaat ten koste van de kwaliteit van de zin
  • Verlevendigen van je tekst (je haalt een grappige/pakkende zin aan)

Na het citaat zet je de bron erachter (De Vries, 2020).

Slide 11 - Tekstslide

citeren en parafraseren
-Een citaat is een letterlijk overgenomen passage uit een publicatie. 
-Een parafrase is een weergave in eigen woorden van een passage uit een publicatie.

Slide 12 - Tekstslide

tips citeren
-Citeer alleen als het echt nodig is. 
-Citeer of parafraseer alleen betrouwbare bronnen.
-Citeer geen clichés.
-Ruk citaten nooit uit hun verband

Slide 13 - Tekstslide

Week 39: Verder met je PO Familie Geschiedenis.
  • Ik heb achtergrondinformatie verzameld. Docent reserveert schoollaptops!
o Ik ben begonnen met het maken van mijn bronvermelding (APA).
o Ik heb een interview afgenomen.
o Ik kan een beschouwing herkennen (werkblad 3).
o Ik weet hoe je een interviewverslag maakt (werkblad 4).
o Ik ken de functies van inleiding en slot (werkbladen 5 en 6).
o Ik heb de eerste versie van interviewverslag 1 geschreven.
o Ik ben iedere les begonnen met het lezen van fictie. (voorlezen 'De zee zien'. 
o Ik heb interviewverslag geschreven.

Slide 14 - Tekstslide

Week 40
PO Familiegeschiedenis:
  •  Ik heb achtergrondinformatie verzameld. Docent reserveert schoollaptops!
o Ik ben begonnen met het maken van mijn bronvermelding (APA).
o Ik heb een interview afgenomen.
o Ik kan een beschouwing herkennen.
o Ik weet hoe je een interviewverslag.
o Ik ken de functies van inleiding en slot.
o Ik heb de eerste versie van interviewverslag 1 geschreven.
o Ik heb interviewverslag geschreven.



Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Link

Slide 17 - Video

Wk. 38 
2.9 Spelling (p.162) opdr. 2,bcd, 3, 4bc, 6, 7, 9, 10, 11

Werkwoordvervoeging pv tt en vt, Engelse ww, meervouds-n bij verwijzingen

Zie ook p. 267 en oefen extra online 'Versterk jezelf', Beterspellen-app,  Cambiumned, KWT-uren

Slide 18 - Tekstslide

Wk. 39
Les 1: huiswerk aftekenen en voorbereiden toets
Les 2: Toets Leesvaardigheid en spelling 5 oktober
Les 3: Fictie: (p.97-99) 
Literaire begrippen:
Spanning -> open plek, spanningsboog, cliffhanger, flashbacks-flashforwards, verhaallijnen, ruimte
Psychisch perspectief -> ik, personaal, auctoriaal (=alwetend), meervoudig-wisselend

Slide 19 - Tekstslide

Wk. 40
1.5 Woorden (p. 48) opdr. 4, 5, 6, 7, 8a, 9a, 10, 11a, 12, 13ab, 16a
leren woorden p.48

Toets bespreken: Leesvaardigheid en spelling

Slide 20 - Tekstslide

Wk.41 
1.6 Luisteren (p.57) opdr. 1, 4, en luistertaak 6, 7, 8 
Hoe maak je aantekeningen bij een filmpje?

1.8 Grammatica woordsoorten (p.70) opdr. 5, 6, 13, 14
bijv.nw, voorzetsel, bijwoord

WEEK 42: HERFSTVAKANTIE! -> LEES JE BOEK UIT

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Wk. 43
1.10 Media & onderzoek (p.87) opdr. 1 t/m 7 en 9

1.2 Gedicht (p.21) opdr. 1 tm 4, 6a, 7-4

Hoe interpreteer je een gedicht?
Intertekstualiteit en allusie

Slide 23 - Tekstslide

Wk 44 toetsweek 2 t/m 10 nov.
Aftekenen taak 2 - huiswerk van hst.1 en spelling 2.9
Formatieve toets taak 2 -> klassikaal

Overhoor jezelf p.91 en/of online 'Versterk jezelf - Test jezelf
Stappenplannen p. 263 t/m 269
Oefen extra op Cambiumned

Slide 24 - Tekstslide