A3B P1 2324

Wk 36 & 37
Huiswerk: 1.3 p.25 en maken opdr. 2 t/m 5, 8 t/m 11
- Kies een boek en bestel of leen direct, in wk 37 meenemen! 
- Leeslijst magister, www.lezenvoordelijst.nl , www.ikvindlezennietleuk.nl of Talentboek 3A: leestips p. 20, 105, 185

Tip: kies een boek dat met je PO Fam.geschiedenis te maken heeft
- Advies nodig? Vraag je docent!

Tip: App aanmaken van Beterspellen.nl

1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 6 videos.

Onderdelen in deze les

Wk 36 & 37
Huiswerk: 1.3 p.25 en maken opdr. 2 t/m 5, 8 t/m 11
- Kies een boek en bestel of leen direct, in wk 37 meenemen! 
- Leeslijst magister, www.lezenvoordelijst.nl , www.ikvindlezennietleuk.nl of Talentboek 3A: leestips p. 20, 105, 185

Tip: kies een boek dat met je PO Fam.geschiedenis te maken heeft
- Advies nodig? Vraag je docent!

Tip: App aanmaken van Beterspellen.nl

Slide 1 - Tekstslide

Vul je eigen naam in en schrijf op wat je aan het einde van de les af wilt hebben.
De antwoorden worden niet getoond, dus vul het eerlijk in!

Slide 2 - Open vraag

Heb je kunnen afkrijgen wat je van plan was deze les?
Geef jezelf een eerlijk cijfer voor je werkhouding deze les en licht dit toe. Antwoorden worden niet getoond.

Slide 3 - Open vraag

Welkom A3B
Voorstelrondje: Mijn naam is... en ik ben goed in... 
Naast mij zit... en hij/zij is heel goed in...

Uitleg werkschema/magister/regels telefoon, huiswerk enz.
Talent/Max - online en werkboek
Lezen: elke start van de les 10 minuten: z.s.m. leesboek kiezen en bestellen 
geen boek(-en) mee? -> probleem!
PO Familiegeschiedenis inleveren wk 42 vóór de herfstvakantie (geprint in snelhechter en via Magister)
Poëzieproject wk 42 en 44


Slide 4 - Tekstslide

A3A - PO Familiegeschiedenis P2
Wat gaan we doen?
- Uitleg PO Familiegeschiedenis -> kies vandaag een onderwerp
- Toets P1 bespreken (eind v/d les)
- Goede open interviewvragen bedenken (2 X 10 vragen)
- Deadline vrijdag 15 november -> inleveren interviewvragen via Magister-Elo-Opdrachten 

- Huiswerk ma 18 nov. meenemen: aantekeningen van het eerste afgenomen interview. Dit werk je in de lessen uit volgende week.
- Deadline vrijdag 22 november -> inleveren 1e interviewverslag via Magister-Elo-Opdrachten

Let op: het halen van de deadlines telt mee voor je werkhouding!

Slide 5 - Tekstslide

Mogelijke PO-onderwerpen
SCHOOLLEVEN, VRIJETIJDSBESTEDING, SPORT, ETEN, REIZEN, MIGRATIE, MUZIEK, HERINNEREN, FAMILIELEVEN, TRADITIES, SAMENLEVING, ARCHITECTUUR, , KLIMAAT, DOOD, DEPRESSIE, DROMEN, AARDE, ECONOMIE, EMANCIPATIE , EXTREMISME, ZIEKTE, KENNIS, LIEFDE, WAANZIN, NATUUR, POLITIEK, RELIGIE, TECHNOLOGIE, COMMUNICATIE, GEWELD, MODE, LUXE, ARMOEDE, STUDEREN, STUDENTENTIJD, NIEUWS, LEKKERNIJEN, TERRORISME, GEZINSLEVEN, KLIMAATVERANDERING, ACTIVISME, DISCRIMINATIE, MENSENRECHTEN enz.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Stappen interviewverslag
Na het interview volgt het schrijven van het daadwerkelijke verslag. 
Dat doe je in verhaalvorm in de derde persoon enkelvoud. Dat betekent dus dat je de vragen verwerkt in een tekst en niet letterlijk ‘’antwoord + vraag’’ noteert. Natuurlijk mag je wel citeren.

NIET:
Welke opleiding volgt u?
Ik studeer HBO Management, Economie en Recht.
Hoe lang en waar doet u dat?
Drie jaar, aan de Hanze Hogeschool.
MAAR WEL:
Herman studeert sinds drie jaar HBO Management, Economie en Recht aan de Hanze Hogeschool. ‘’Een goede keuze’’, aldus Herman. ‘’Deze opleiding is heel breed. Ik kan er straks alle kanten mee op.’’

Bron: http://www.taalwinkel.nl/tekstsoorten/het-schrijven-van-een-interviewverslag/ 


Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Link

Slide 10 - Link

1.3 Lezen p. 25 opdr. 2 t/m 5 en 8 t/m 11
Zie ook overzicht op p. 263-265
- artikel - uiteenzetting -> verschillende tekststructuren
- onderwerp en hoofdgedachte
- opbouw alinea's & kernzin
- functie inleiding, kern en slot
- tekstverbanden en signaalwoorden

Slide 11 - Tekstslide

Vaste tekststructuren
Naam
Inleiding
Kern
Slot
Aspectenstructuur
onderwerp
aspecten van onderwerp
samenvatting

Vraag-antwoordstructuur
vraag
mogelijke antwoorden
samenvatting / beste antwoord
Verleden-heden-toekomststructuur
onderwerp
situatie vroeger 
situatie nu
conclusie / 
toekomstverwachting
Voor-en-nadelen-structuur
vraag of stelling
voordelen
nadelen
afweging / conclusie
Argumentatiestructuur
stelling
(tegen)argumenten
weerleggingen
conclusie / stelling
Verklaringsstructuur
verschijnsel
kenmerken/voorbeelden
oorzaken/verklaringen
conclusie / meest waarschijnlijke verklaring
Probleem-oplossingsstructuur
probleemstelling
beschrijving, oorzaken, gevolgen en oplossingen
beste oplossing

Slide 12 - Tekstslide

Onderwerp en hoofdgedachte
  • Het onderwerp is een woord of woordgroep die aangeeft waar de tekst over gaat (geen zin).  
    Vleesconsumptie
  • De hoofdgedachte is een mededelende zin (dus géén woord!) die het belangrijkste weergeeft wat in de tekst over het onderwerp wordt gezegd (geen vraag). Nederlanders zouden iets minder vlees moeten eten.

Slide 13 - Tekstslide

Voorkeurplaats
  • Onderwerp en hoofdgedachte vind je vaak op voorkeurplaatsen, zoals in de titel, inleiding en slot. 
  • Deelonderwerpen behandel je in verschillende alinea's en kun je aangeven met tussenkopjes

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Alinea - kernzin
Een goede alinea heeft een onderwerp en een hoofdgedachte. 
De zin die het belangrijkste van een alinea weergeeft, noem je een kernzin

De kernzin is:
- de eerste zin (vaak)
- de tweede zin (als de eerste zin het verband met vorige of volgende alinea's aangeeft) of soms de derde zin
- de laatste zin (soms) als het gaat om een conclusie

Slide 16 - Tekstslide

Titel - inleiding - kern - slot
Schrijf eerst voor jezelf op welke functies deze vier onderdelen hebben (5 minuten)
- titel:
- inleiding:
- kern:
- slot:

Bespreek met je groepje jullie antwoorden (overeenkomsten/verschillen?)
Beantwoord de vraag wat er niet in het slot thuishoort.

Slide 17 - Tekstslide

  • Functie van de titel: aandacht trekken, nieuwsgierig maken en/of het onderwerp van de tekst noemen 
  • Functie inleiding: aandacht trekken en de lezer nieuwsgierig maken. 
  • Dat kan o.a. door:
  1. Het onderwerp aankondigen 
  2. Een kort grappig of bijzonder verhaaltje vertellen (anekdote)
  3. Een of meer vragen stellen.
  4. De aanleiding noemen 
  5. Introductie persoon/personen
  6. Mening geven
  7. Samenvatting v/d inhoud geven
  • Functie kern/middenstuk: deelonderwerpen benoemen en uitleggen.

  • Functie slot: de tekst afsluiten, dat kan op de volgende drie manieren: 
  1. Conclusie/samenvatting  
  2. Toekomstverwachting 
  3. Advies/waarschuwing

Slide 18 - Tekstslide

Tekstverbanden en signaalwoorden

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Link

Onder welk verband hoort het signaalwoord 'als'
A
voorwaardelijk verband
B
tegenstellend verband
C
samenvattend verband
D
oorzakelijk verband (oorzaak-gevolg)

Slide 21 - Quizvraag

Onder welk verband hoort het signaalwoord 'daarnaast'
A
toegevend verband
B
samenvattend verband
C
chronologisch verband
D
opsommend verband

Slide 22 - Quizvraag

Onder welk verband hoort het signaalwoord 'dat blijkt uit'
A
voorwaardelijk verband
B
redengevend verband (argument)
C
concluderend verband
D
doel-middelverband

Slide 23 - Quizvraag

De verbanden tussen alinea's onderling, tussen zinnen onderling en soms zelfs binnen zinnen herken je vaak aan..
A
vaste structuren
B
hoofdlettergebruik
C
signaalwoorden
D
koppelwerkwoorden

Slide 24 - Quizvraag

Wk 38
1.4 Schrijven en formuleren p.40 maken opdr. 1, 4, 5, 6, 8, 9, 11
Opdracht 6 en 8: Tip -> maak deze opdracht over het onderwerp/thema van je PO Fam. geschiedenis

Plagiaat voorkomen door juist citeren, parafraseren en gebruik bronvermelding (APA)
Aanhalingstekens gebruik je als je citeert.
‘Als het aan mij ligt,’ zei Biden,’ krijgt hij een eerlijk proces.’
Trump antwoordde: 'Fake... all fakenews!'
'Ik had daar in het Witte Huis een ‘prettige’ tijd,' zei Trump.
Biden reageerde daarop: 'Maar nu is het mijn beurt!'

Oefening: schrijf de bronvermelding van je leesboek volgens de APA-normen 

Slide 25 - Tekstslide

Citeren 
Citeren

Wanneer je een fragment van een tekst uit een andere bron kopieert en deze tussen aanhalingstekens plaatst, dan ben je aan het citeren. Als je bronnen citeert moet je het paginanummer toevoegen aan het citaat.
Dit blijkt ook uit het businessplan: “het maken van een APA Generator is een hele klus, maar veel studenten hebben er profijt van” (Swaen, 2014, p. 14).




Slide 26 - Tekstslide

Parafraseren
Parafraseren
Een verwijzing in de tekst is een beknopte manier om de lezer te laten zien waar het oorspronkelijke idee vandaan kwam en om erkenning aan de oorspronkelijke auteur te geven.

Volgens de APA-richtlijnen moet je de achternaam van de auteurs en het jaar van publicatie noteren. Dit kan op meerdere manieren:
Uit een eerder onderzoek blijkt dat er veel behoefte is aan … (Swaen, 2014).
Swaen (2014) schrijft dat er veel behoefte is…
In 2014 beschreef Swaen dat er steeds meer behoefte is…

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Link

Slide 29 - Link

Incongruentie p.46
Als het getal (enkelvoud of meervoud) van het onderwerp en dat van de persoonsvorm niet overeenkomt, is er sprake van incongruentie. 

Incongruentie = iets past niet bij elkaar (niet congruent)

Kijk maar:                                     
                                                          De vogel zitten op de stok (INCONGRUENTIE)
       

Slide 30 - Tekstslide

Incongruentie 
  • De media heeft iets naars gepubliceerd. 
  • (de media = onderwerp -> meervoud; heeft = enkelvoud)
     = INCONGRUENTIE

  • De klas hebben dat leuk georganiseerd!
  • (klas = onderwerp -> enkelvoud; hebben = meervoud)
    = INCONGRUENTIE

Slide 31 - Tekstslide

Wat is het belangrijkste woord in het onderwerp:

de kudde koeien
A
de
B
kudde
C
koeien

Slide 32 - Quizvraag

Wat is goed / congruent?
A
De kudde koeien staan in de wei
B
De kudde koeien staat in de wei

Slide 33 - Quizvraag

Wat is goed / congruent?
A
Een groep wielrenners viel vlak voor de finish
B
Een groep wielrenners vielen vlak voor de finish

Slide 34 - Quizvraag

Wat is goed / congruent?
A
Men zien door de bomen het bos niet meer
B
Men ziet door de bomen het bos niet meer

Slide 35 - Quizvraag

Wat is goed / congruent?
A
Er stonden nog drie pakken rijst in de voorraadkamer
B
Er stond nog drie pakken rijst in de voorraadkamer

Slide 36 - Quizvraag

Wat is goed / congruent?
A
Twintigduizend mensen bezocht het festival
B
Twintigduizend mensen bezochten het festival

Slide 37 - Quizvraag

Wat is goed / congruent?
A
Een partij sportschoenen spoelde aan op het strand
B
Een partij sportschoenen spoelden aan op het strand

Slide 38 - Quizvraag

Wat is goed / congruent?
A
Op Museumdag is de meeste musea gratis toegankelijk.
B
Op Museumdag zijn de meeste musea gratis toegankelijk.

Slide 39 - Quizvraag

Slide 40 - Video

Slide 41 - Video

Slide 42 - Video

Slide 43 - Video