Functiewoord: zegt iets over een tekstgedeelte; het woord zelf komt meestal niet in de tekst voor.
Voorbeelden: conclusie, verklaring, voorbeeld, aanleiding anekdote etc. (zie blz 230)
Signaalwoord: zegt iets over het verband tussen de tekstgedeeltes (of tussen zinnen); het woord staat altijd in de tekst. Voorbeelden: dus, maar, daarentegen, daardoor etc.