LezenH5_VWO3

Kritisch lezen
Leesvaardigheid H5
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Kritisch lezen
Leesvaardigheid H5

Slide 1 - Tekstslide

ABN AMRO niet
de afzender?

Slide 2 - Woordweb

Wel/ niet betrouwbaar?

Slide 3 - Tekstslide

Een artikel over antiverouderingspillen in een folder van de drogist.

Slide 4 - Open vraag

Een recensie van een avonturenfilm in 7Days.

Slide 5 - Open vraag

Een verhaal over een bekende tv-acteur in de Story.

Slide 6 - Open vraag

Reclame over afslankschoenen op www.tellsell.com

Slide 7 - Open vraag

Een wetenschappelijk artikel in de volkskrant.

Slide 8 - Open vraag

Een tekst over de inhoud van een boek in het reclameblad van de boekwinkel.

Slide 9 - Open vraag

Is de auteur van tekst 2 deskundig?

Slide 10 - Open vraag

Uit welke alinea's bestaat de inleiding van tekst 2?

Slide 11 - Open vraag

Tekst 2 is een betoog. Wat is het standpunt van de auteur?

Slide 12 - Open vraag

Welk voordeel noemt de auteur als eerste?

Slide 13 - Open vraag

Vind je dit een goed argument bij het standpunt? Licht toe!

Slide 14 - Open vraag

Welk tweede voordeel noemt de auteur?

Slide 15 - Open vraag

Vind je dit een goed argument bij het standpunt? Licht toe!

Slide 16 - Open vraag

Alinea 7
De handel tussen Europese landen is nu veel makkelijker. Doordat prijzen makkelijker te vergelijken zijn en er geen koersschommelingen meer zijn, komt er steeds meer handel tussen Europese landen. Hoe meer handel er ontstaat, hoe meer concurentie er komt. Bedrijven zullen hun producten gaan verbeteren en de prijzen verlagen om zoveel mogelijk te kunnen verkopen. Dit leidt dus tot lagere prijzen en betere kwaliteit...

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Logische oorzaak-gevolgrelaties?

Slide 19 - Open vraag

'De euro is heel goed voor de positie van Europa in de wereldeconomie.'

Slide 20 - Open vraag

Vraag 13

Slide 21 - Open vraag

14. Welke nadelen van de euro noemt de auteur?

Slide 22 - Open vraag

Aan welke signaalwoorden herken je het tweede en het derde nadeel?

Slide 23 - Open vraag

Waarmee relativeert de auteur het derde nadeel?

Slide 24 - Open vraag

Welke voordelen op lange termijn noemt de auteur?

Slide 25 - Open vraag

Baseert de auteur deze voordelen op feiten of verwachtingen?

Slide 26 - Open vraag

Wat brengt de auteur in tegen het tegenargument?

Slide 27 - Open vraag

Klopt deze weerlegging? Licht toe!

Slide 28 - Open vraag

Is alinea 11 een echte slotalinea? Licht toe!

Slide 29 - Open vraag

Wat zou er in het slot van deze tekst te horen?

Slide 30 - Open vraag

Waar of niet waar?
Noteer bij elk van de volgende uitspraken of je die waar of niet waar vindt.

Slide 31 - Tekstslide

a. De auteur heeft goede argumenten bij haar standpunt gegeven.
A
waar
B
niet waar

Slide 32 - Quizvraag

b. De auteur heeft haar argumenten voldoende onderbouwd met feiten.
A
waar
B
niet waar

Slide 33 - Quizvraag

c. De auteur heeft de belangrijkste argumenten genoemd.
A
waar
B
niet waar

Slide 34 - Quizvraag

d. De auteur heeft de nadelen goed weersproken.
A
waar
B
niet waar

Slide 35 - Quizvraag

e. De auteur is deskundig
A
waar
B
niet waar

Slide 36 - Quizvraag

f. De auteur heeft gebruikgemaakt van recente bronnen en betrouwbare en deskundige informanten.
A
waar
B
niet waar

Slide 37 - Quizvraag

Vind je de tekst betrouwbaar?

Slide 38 - Open vraag

Leesvaardigheid H6
Zelf nakijken via It's Learning!

Slide 39 - Tekstslide

Toetsen
  • Maandag 22 juni: online toets spelling en formuleren
Spelling H1 t/m H5
Formuleren H3 en H4
  • Omslagweek: tekstbegrip
Lezen H1 t/m H6

Zorg voor een werkende verbinding op je telefoon via Teams!

Slide 40 - Tekstslide

Wat zijn
functiewoorden?

Slide 41 - Woordweb

Functiewoorden
Functiewoord: zegt iets over een tekstgedeelte; het woord zelf komt meestal niet in de tekst voor.
Voorbeelden: conclusie, verklaring, voorbeeld, aanleiding anekdote etc. (zie blz 230)
Signaalwoord: zegt iets over het verband tussen de tekstgedeeltes (of tussen zinnen); het woord staat altijd in de tekst. Voorbeelden: dus, maar, daarentegen, daardoor etc.

Slide 42 - Tekstslide

Leesvaardigheid H6
  • Nakijken via document in It's Learning.

Slide 43 - Tekstslide

Toets spelling en formuleren
  • Spelling H1 t/m H5
werkwoordspelling
met of zonder -n
schrijfwijze getallen
samenstellingen
trema en apostrof
leestekens

Slide 44 - Tekstslide

Toets spelling en formuleren
  • formuleren H3 en H4
verwijswoorden
foutieve beknopte bijzin

Slide 45 - Tekstslide