Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Herhalingsles Nederlands
GROTE TOETS NEDERLANDS
HERHALINGSQUIZ
1 / 46
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Secundair onderwijs
In deze les zitten
46 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
50 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
GROTE TOETS NEDERLANDS
HERHALINGSQUIZ
Slide 1 - Tekstslide
Teksttypes, tekstsoorten en tekstdoelen
Slide 2 - Tekstslide
Is een recept een voorbeeld van een tekstsoort, een teksttype of een tekstdoel?
A
een tekstsoort
B
een teksttype
C
een tekstdoel
Slide 3 - Quizvraag
Is een prescriptieve tekst een voorbeeld van een tekstsoort, een teksttype of een tekstdoel?
A
een tekstsoort
B
een teksttype
C
een tekstdoel
Slide 4 - Quizvraag
Is ontspannen een voorbeeld van een tekstsoort, een teksttype of een tekstdoel?
A
een tekstsoort
B
een teksttype
C
een tekstdoel
Slide 5 - Quizvraag
Is een recensie een voorbeeld van een informatieve, een persuasieve, een prescriptieve of een opiniërende tekst?
A
informatieve tekst
B
persuasieve tekst
C
prescriptieve tekst
D
opiniërende tekst
Slide 6 - Quizvraag
Is een advertentie een voorbeeld van een narratieve, een persuasieve, een prescriptieve of een opiniërende tekst?
A
narratieve tekst
B
persuasieve tekst
C
prescriptieve tekst
D
opiniërende tekst
Slide 7 - Quizvraag
Is een handleiding een voorbeeld van een narratieve, een persuasieve, een prescriptieve of een opiniërende tekst?
A
narratieve tekst
B
persuasieve tekst
C
prescriptieve tekst
D
opiniërende tekst
Slide 8 - Quizvraag
Een persuasieve tekst heeft als doel...
A
te ontspannen
B
te overtuigen
C
een mening te geven
D
te ontoeren
Slide 9 - Quizvraag
Een narratieve tekst heeft als doel...
A
te ontspannen
B
te overtuigen
C
een mening te geven
D
te ontoeren
Slide 10 - Quizvraag
Onderwerp en persoonsvorm
Slide 11 - Tekstslide
Heb jij goed gestudeerd?
Wat is het onderwerp van deze zin?
A
Heb
B
jij
C
goed
D
gestudeerd
Slide 12 - Quizvraag
Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:
Sturen jullie ook altijd verjaardagskaarten?
A
jullie
B
verjaardagskaarten
C
sturen
D
altijd
Slide 13 - Quizvraag
Wat is de persoonsvorm in deze zin?
Ik werd gisteren gekust door een zombie.
A
zombie
B
werd
C
gisteren
D
gekust
Slide 14 - Quizvraag
Wat is het onderwerp in deze zin:
"Je kunt immers onmogelijk een verhaal onder een bed laten beginnen."
A
je
B
kunt
C
een verhaal
D
laten beginnen
Slide 15 - Quizvraag
OTT
Slide 16 - Tekstslide
Ik .... (worden) morgen 15 jaar.
A
word
B
wordt
C
wort
D
worden
Slide 17 - Quizvraag
Pieter (antwoorden) op een opmerking altijd direct met 'Ja, maar...'. De juf (vinden) dat heel vervelend.
A
antwoord/vind
B
antwoordt/vind
C
antwoordt/vindt
D
antwoord/ vindt
Slide 18 - Quizvraag
... (rijden) je zus morgen naar Spanje?
A
Rijd
B
Rijdt
C
Rijt
D
Rijden
Slide 19 - Quizvraag
Een groep mensen (leiden), is niet gemakkelijk
A
leid
B
leiden
C
leidt
Slide 20 - Quizvraag
Woordenschat
Slide 21 - Tekstslide
De leerling stelde zich heel rebels op.
Wat betekent rebels?
A
relaxed
B
flink
C
gedurfd
D
opstandig
Slide 22 - Quizvraag
Kies het correcte vervolg:
De man was heel dapper. Hij ...
A
... verklapte het hele verhaal.
B
... sprong in het water om het meisje te redden.
C
... zette zich neer in zijn zetel.
D
... slokte al zijn eten op.
Slide 23 - Quizvraag
Aan haar ondertoon kon je horen dat ze niet tevreden was.
Wat betekent ondertoon?
A
gebruik van een lage stem
B
de mimiek
C
manier waarop je iets zegt
D
het gefluister
Slide 24 - Quizvraag
Geef een ander woord voor een zinkend schip.
A
een zinkschip
B
een schipbreuk
C
een zinkersbreuk
D
een schippersbreuk
Slide 25 - Quizvraag
Iemand die berichten vanuit een ander land naar een krant of een omroep zendt, noemen we een...
A
correspondent
B
reporter
C
factchecker
D
redacteur
Slide 26 - Quizvraag
Wat is een ziektebeeld?
A
een diagnose
B
de symptomen van een ziekte
C
een beeld dat geluk brengt voor zieke mensen
D
een vaststelling van de ziekte
Slide 27 - Quizvraag
Woordsoorten
Slide 28 - Tekstslide
Welke woordsoort is 'zwemmen' in de zin 'Tom en Petra gaan morgen zwemmen.'
A
zelfstandig naamwoord
B
werkwoord
C
infinitief
D
bijvoeglijk naamwoord
Slide 29 - Quizvraag
Welke woordsoort is 'piano' in de zin 'Sara heeft een prachtige piano.'
A
zelfstandig naamwoord
B
werkwoord
C
eigennaam
D
bijvoeglijk naamwoord
Slide 30 - Quizvraag
Welke woordsoort is 'prachtig' in de zin 'Sara heeft een prachtige piano.'
A
zelfstandig naamwoord
B
werkwoord
C
eigennaam
D
bijvoeglijk naamwoord
Slide 31 - Quizvraag
Welke woordsoort is Mieke?
'Mieke is al wakker sinds 6u deze ochtend.
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
persoonlijk voornaamwoord
Slide 32 - Quizvraag
Is Mieke een soortnaam of een eigennaam?
'Mieke is al wakker sinds 6u deze ochtend.'
A
soortnaam
B
eigennaam
Slide 33 - Quizvraag
Welke woordsoort is wakker?
'Mieke is al wakker sinds 6u deze ochtend.
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
werkwoord
Slide 34 - Quizvraag
Communicatiemodel
Slide 35 - Tekstslide
Volgens het communicatiemodel begint communicatie bij:
A
de boodschap
B
de zender
C
de ontvanger
D
het kanaal
Slide 36 - Quizvraag
Welke component uit het communicatiemodel staat in drukletters?
Rayan BELT naar Vincenzo om te vragen
of ze gaan voetballen.
A
ontvanger
B
zender
C
boodschap
D
kanaal
Slide 37 - Quizvraag
Welke component uit het communicatiemodel staat in het vet?
Dieuwke mailt naar MEVROUW DE MOL
om extra uitleg te krijgen.
A
ontvanger
B
zender
C
boodschap
D
kanaal
Slide 38 - Quizvraag
Welke component uit het communicatiemodel staat in het vet?
Arvid fluistert in de les OF HIJ NAAR TOILET MAG.
A
ontvanger
B
zender
C
boodschap
D
kanaal
Slide 39 - Quizvraag
Wat is 'het kanaal' in het communicatiemodel?
A
Het middel waarmee de boodschap wordt overgebracht.
B
De luisteraar, lezer... voor wie de boodschap bedoeld is.
C
De bedoeling van de zender, de reden waarom de zender de boodschap heeft verzonden.
D
De informatie die de zender doorgeeft aan de ontvanger.
Slide 40 - Quizvraag
Hoofdletters
Slide 41 - Tekstslide
Welke zin is correct geschreven volgens de regels van hoofdletters?
A
Mijn opa komt uit geraardsbergen.
B
mijn opa komt uit geraardsbergen.
C
Mijn opa komt uit Geraardsbergen.
D
Mijn Opa komt uit Geraardsbergen.
Slide 42 - Quizvraag
Welk antwoord klopt niet: een hoofdletter plaats je bij …
A
eigennamen
B
inwoners
C
straatnamen
D
soortnamen
Slide 43 - Quizvraag
Wat krijgt geen hoofdletter?
A
planeten
B
talen
C
windrichtingen
D
historische gebeurtenissen
Slide 44 - Quizvraag
Na een cijfer of symbool bij het begin van een zin
schrijf je een hoofdletter?
A
ja
B
nee
Slide 45 - Quizvraag
Kloppen de hoofdletters in deze zin?
'S ochtends moet Tim vroeg opstaan.
A
ja
B
nee
Slide 46 - Quizvraag
Meer lessen zoals deze
Les 2, 3 en 5
September 2024
- Les met
34 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Herhalingsles Nederlands
December 2023
- Les met
57 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Les 1, 2 en 3 Doelgericht, standpunt en kern van teksten
September 2024
- Les met
32 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Error
September 2024
- Les met
31 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
15_Vaste dichtvormen
Februari 2024
- Les met
27 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
MT- Context
Maart 2023
- Les met
26 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
L17 Vaste dichtvormen
Maart 2023
- Les met
17 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
L14 Vaste dichtvormen
Maart 2023
- Les met
16 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 4