Lesw. 27-10 Taalverrijking: woordbetekenissen

Welkom bij Nederlands!
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij Nederlands!

Slide 1 - Tekstslide

Doelen van deze les:
1.  Je kunt aan het einde van de les kun je uitleggen wat synoniemen zijn;
2. Je kunt aan het einde van de les vertellen wat homoniemen zijn;
3. Je kunt aan het einde van de les zelf synoniemen geven voor woorden en voorbeelden van homoniemen opnoemen.

Slide 2 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen deze zinnen?
Ik stak mijn arm uit.
Mijn buren zijn arm.

Slide 3 - Open vraag

Welk woord betekent hetzelfde als 'mooi'?
A
aantrekkelijk
B
wanstaltig
C
fraai
D
prachtig

Slide 4 - Quizvraag

Wat zijn synoniemen?

Slide 5 - Tekstslide

Synoniemen
Woorden die ongeveer hetzelfde betekenen, noem je synoniemen.

Vaak kun je de betekenis van een moeilijk woord vinden door verder te lezen.
Verderop in de tekst kom je dan een synoniem tegen van het moeilijke woord.

Slide 6 - Tekstslide

Tegenwoordige tijd - hij / zij of ze / het / u /
Bij alle andere persoonsvormen in het enkelvoud schrijf je de ik-vorm + t.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Wat zijn homoniemen?

Slide 9 - Tekstslide

Homoniemen
Als een woord meerdere betekenissen heeft, noem je dit een homoniem.

Ik zet mijn geld op de bank. Mijn vader zit op de bank en kijkt televisie.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

werkwoorden vervoegen

Slide 14 - Tekstslide