2.2.3

Spelling blok 2.2.3
herhalen van de tot nu toe aangeboden woordsoorten, zinsdelen en leestekens.
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpellingBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Spelling blok 2.2.3
herhalen van de tot nu toe aangeboden woordsoorten, zinsdelen en leestekens.

Slide 1 - Tekstslide

Oefen:
Typ een: ë (dat doe je door de shift-toets en de toets naast de enter: " tegelijkertijd in te drukken, de shift moet je indrukken omdat ” bovenaan staat op de toets.)
Laat los.
Typ de e.
En dan verschijnt de ë!

Slide 2 - Open vraag

Oefen:
Typ een: ë (dat doe je door de shift-toets en de toets naast de enter: " tegelijkertijd in te drukken, de shift moet je indrukken omdat ” bovenaan staat op de toets.)
Laat los.
Typ de e.
En dan verschijnt de ë!

Slide 3 - Open vraag

Oefen laatste keer

Slide 4 - Open vraag

Dit proefje duurt tien minuten.
- Je pakt een lege emmer met een hengsel, waarna je hem met een laagje water vult.
- Je pakt de gevulde emmer aan het hengsel en zwaait hem over je hoofd.
Wat gebeurt er?

Slide 5 - Open vraag

Dit proefje duurt tien minuten.
- Je pakt een lege emmer met een hengsel, waarna je hem met een laagje water vult.

Welk woordsoort is: emmer ?
A
zelfstandig naamwoord
B
lidwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
persoonlijk voornaamwoord

Slide 6 - Quizvraag

Dit proefje duurt tien minuten.
- Je pakt een lege emmer met een hengsel, waarna je hem met een laagje water vult.

Welk lidwoord hoort bij: emmer ?
A
de
B
het
C
een
D
geen

Slide 7 - Quizvraag

Dit proefje duurt tien minuten.
- Je pakt een lege emmer met een hengsel, waarna je hem met een laagje water vult.
- Je pakt de gevulde emmer aan het hengsel en zwaait hem over je hoofd.
Wat gebeurt er?

Noem de bijvoeglijk naamwoorden

Slide 8 - Open vraag

Welk woordsoort is: tien?

Slide 9 - Open vraag

Noem het rangtelwoord van tien?

Slide 10 - Open vraag

Dit proefje duurt tien minuten.
- Je pakt een lege emmer met een hengsel, waarna je hem met een laagje water vult.
- Je pakt de gevulde emmer aan het hengsel en zwaait hem over je hoofd.
Wat gebeurt er?

Noem het bezittelijk voornaamwoord:

Slide 11 - Open vraag

Wat gebeurt er?

Zet deze zin in voltooide tijd:

Slide 12 - Open vraag

Woord 1

Slide 13 - Open vraag

Woord 2

Slide 14 - Open vraag

Woord 3

Slide 15 - Open vraag

Zin 1

Slide 16 - Open vraag

Zin 2

Slide 17 - Open vraag

Zin 3

Slide 18 - Open vraag