24/25 PW voorbereiden 1 + 4.4 Vermogen en Energie (verkort) 2KT

Vince
Delano
Eyup
Naysa
Naychella
Shahed
Rauf
Arda
Hasna
       bord       en         docent
Pak je boek en je laptop. Met de absentie
controleer ik ook of je je spullen hebt.
Ligt het niet klaar = MV
Loreana
Jayden
Adam
Daniel
Robin
Chiel
Salim
Welkom 2D!
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Vince
Delano
Eyup
Naysa
Naychella
Shahed
Rauf
Arda
Hasna
       bord       en         docent
Pak je boek en je laptop. Met de absentie
controleer ik ook of je je spullen hebt.
Ligt het niet klaar = MV
Loreana
Jayden
Adam
Daniel
Robin
Chiel
Salim
Welkom 2D!

Slide 1 - Tekstslide

Maya
Fay
Roan
Jayro
Katie
Noah
Levy
Desteney
Bryan
Cinar
       bord       en         docent
Pak je spullen. Met de absentie
controleer ik ook of je je spullen hebt.
Ligt het niet klaar = MV
Lindsey
Beau
Elise
Maaike
Ray
Iris
Justin
Jayden
Manuel
Welkom 2E!

Slide 2 - Tekstslide

Roan
Bo
Kaan
Charmayne
Ela
Jayano
Yaman
Elyesa
Elis
Eva
Joya
       bord       en         docent
Pak je spullen. Met de absentie
controleer ik ook of je je spullen hebt.
Ligt het niet klaar = MV
Levi
Sourinho
Bruce
Naomi
Billy-Joy
Welkom 2F!

Slide 3 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?
  1. Herhaling hoofdstuk 4
  2. Uitleg paragraaf 4.4  
   4. Opdrachten 4.4  maken
 

Slide 4 - Tekstslide

Mindmap KT

Slide 5 - Tekstslide

Herhaling 4.3 (serie/parallelschakeling)
  1. Teken een schakelschema van een lampje, een batterij en een schakelaar.

Slide 6 - Tekstslide

Herhaling 4.3 (serie/parallelschakeling)
  1. Teken een schakelschema van een serieschakeling met 2 lampjes, een batterij en een stroommeter.

Slide 7 - Tekstslide

Herhaling 4.3 (serie/parallelschakeling)
  1. Teken een schakelschema van een parallelschakeling met 2 lampjes en een batterij. 

Slide 8 - Tekstslide

Herhaling 4.3 (serie/parallelschakeling)
  1. Teken een schakelschema van een parallelschakeling met 3 lampjes, een batterij en een open schakelaar die zorgt dat lampje 3 aan en uit gaat. 

Slide 9 - Tekstslide

Spanning is een grootheid. Wat is de eenheid van spanning?
A
Stroom
B
Volt
C
Ampere
D
Meter

Slide 10 - Quizvraag

Waar hoort de stroommeter om de stroom door lampje 1 te meten?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 11 - Quizvraag

Welk antwoord is juist?
A
Een batterij zorgt ervoor dat de stroom gaat lopen
B
Een batterij raakt nooit leeg
C
Een batterij is milieu vriendelijk
D
Een batterij heeft 2 + aansluitingen

Slide 12 - Quizvraag

Waar moet je een schakelaar plaatsen als je alleen lampje A aan en uit zou willen zetten met een schakelaar?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 13 - Quizvraag

Waar moet je een schakelaar plaatsen als je lampje A en B aan en uit zou willen zetten met een schakelaar?
A
1
B
2
C
3
D
5

Slide 14 - Quizvraag

Bekijk de afbeelding het symbool met nummer 3 geeft een ...... weer
A
batterij
B
schakelaar
C
stopcontact
D
lampje

Slide 15 - Quizvraag

De batterij levert 300mA, hoeveel mA krijgt lampje 3
A
300 mA
B
100 mA
C
150 mA
D
50 mA

Slide 16 - Quizvraag

Hoofdstuk 4
4.4 Vermogen en energie

Slide 17 - Tekstslide

Leerdoelen 4.4
  • De leerling kent het begrip vermogen en kan dit uitleggen. 
  • De leerling kent de formule vermogen = spanning x stroom en kan hiermee rekenen.


Slide 18 - Tekstslide

4.4 Vermogen en energie
Wat denk jij? Wat betekend volgens jou het woord vermogen? 

Slide 19 - Tekstslide

4.4 Vermogen en energie
Het vermogen geeft aan hoeveel elektrische energie een apparaat per seconde verbruikt.


Slide 20 - Tekstslide

4.4 Vermogen en energie
Een apparaat met een klein vermogen, gebruikt per 
seconde weinig energie. 


Maar een apparaat met een GROOT vermogen gebruikt 
per seconde veel energie.

Slide 21 - Tekstslide

4.4 Vermogen en energie
Het vermogen geeft aan hoeveel elektrische energie een apparaat per seconde verbruikt.

Het vermogen hangt af van: De spanning
Hoe meer Volt (V), hoe groter het vermogen.

Het vermogen hangt óók af van: De stroomsterkte
Hoe meer Ampère (A), hoe groter het vermogen.
                          

Slide 22 - Tekstslide

4.4 Formule van vermogen

                      Vermogen  = spanning x stroomsterkte

   eenheid:   Watt (W)   =    Volt (V)   x         Ampere (A)

Slide 23 - Tekstslide

Vermogen
Als we dus de spanning invullen in Volt (V), en de stroomsterkte in Ampere (A). Dan krijgen we het vermogen in Watt (W).

Apparaten met een groot vermogen verbruiken dus meer elektriciteit en zullen dus sneller de batterij of accu waarop ze werken opmaken. Denk aan het heel helder zetten van je smartphone scherm. Het vermogen is dan groot, dus de accu zal sneller leeg raken. 

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Vermogen = spanning x stroom
 Watt = Volt x Ampère


Slide 26 - Tekstslide

Oefenen
Een lampje is aangesloten op 12 V. Door het lampje gaat een stroomsterkte van 5 A. Wat is het vermogen van het lampje?
Gegeven:        spanning = 12V
                            stroomsterkte = 5A
Gevraagd:       vermogen in W
Formule:          vermogen = spanning x stroomsterkte
Berekening:   vermogen = 12 x 5
Antwoord:       vermogen = 60 W


Slide 27 - Tekstslide

Een lampje is aangesloten op 12 V. Door het lampje gaat een stroomsterkte van 5 A. Wat is het vermogen van het lampje?
A
50 W
B
50 V
C
60 W
D
60 A

Slide 28 - Quizvraag

Vermogen = spanning x stroom
 Watt = Volt x Ampère
Let op! Soms moet je  eerst milliampère  omrekenen naar ampère!


Slide 29 - Tekstslide

Oefenen
Bereken het vermogen van een stofzuiger die 1500 mA gebruikt en op het lichtnet (230V) werkt.
Gegeven:               vermogen = 1800 W
                                   spanning = 230 V
Gevraagd:             stroomsterkte in A
Formule:                vermogen = spanning x stroomsterkte
                                   stroomsterkte = vermogen : spanning
Berekening:          stroomsterkte = 1800 : 230
Antwoord:             stroomsterkte = 7,8 A

Slide 30 - Tekstslide

Bereken het vermogen van een stofzuiger die 1500 mA gebruikt en op het lichtnet (230V) werkt.
A
345 W
B
345000 W
C
0,345 W
D
3,45 W

Slide 31 - Quizvraag

Vermogen = spanning x stroom
 Watt = Volt x Ampère
Let op! Het kan ook zijn dat je niet het vermogen moet berekenen, maar bijvoorbeeld de stroom. Je moet dan eerst de formule ombouwen!


Slide 32 - Tekstslide

Oefenen
Een magnetron van 1800 W is aangesloten op het stopcontact. Wat is de stroomsterkte door de magnetron?
Gegeven:               vermogen = 1800 W
                                   spanning = 230 V
Gevraagd:             stroomsterkte in A
Formule:                vermogen = spanning x stroomsterkte
                                   stroomsterkte = vermogen : spanning
Berekening:          stroomsterkte = 1800 : 230
Antwoord:             stroomsterkte = 7,8 A

Slide 33 - Tekstslide

Een magnetron van 1800 W is aangesloten op het stopcontact (230 V). Wat is de stroomsterkte door de magnetron?
A
7,8 A
B
8,4 A
C
8,0 A
D
4,5 A

Slide 34 - Quizvraag

Formule van vermogen is
A
vermogen = spanning / stroomsterkte
B
vermogen = spanning x stroomsterkte
C
vermogen = spanning + stroomsterkte
D
vermogen = spanning - stroomsterkte

Slide 35 - Quizvraag

Waarin meet je het vermogen?
A
Ampère
B
Volt
C
Watt
D
Uren

Slide 36 - Quizvraag

Juist/onjuist:
Apparaten met een klein vermogen zijn energiezuiniger dan apparaten met een groot vermogen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 37 - Quizvraag

Op de verpakking van een lampje staat: 12 V / 0,5 A.
Bereken het vermogen.
A
24W
B
12W
C
6W
D
60W

Slide 38 - Quizvraag

Koffiezet apparaat is aangesloten op het stopcontact. Het apparaat neemt 3 A op. Bereken het vermogen.
A
3W.s
B
690W
C
230W
D
690kW

Slide 39 - Quizvraag

Aan het werk! NOVA
Wat? 4.4 Vermogen en energie - opdrachten 1, 2, 3, 4 en 6

Hoe? Als het bord op rood staat werk je alleen en in stilte.
Als het bord op groen staat mag je fluisterend overleggen met je buurman. 
Heb je vragen? Kom bij mijn bureau. 

Klaar? Opdracht 11

timer
10:00

Slide 40 - Tekstslide

Afsluiten
Huiswerk
4.4 Vermogen en energie - opdracht 11


Blijf even zitten tot de bel gaat!

Slide 41 - Tekstslide