Thema 3 Basisstof 4 kruissingen

Kruissingsschema's
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3,4

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Kruissingsschema's

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen:
Je kent de begrippen fenotype, genotype, dominant, recessief, heterozygoot, homozygoot, P, F1 en F2.
Je kunt een fenotype omzetten naar gensymbolen (letters)
Je kunt de geslachtscellen van de ouders benoemen
Je kunt vast stellen welk genotype en fenotype de nakomelingen KUNNEN hebben.
Je kunt de variaties in het genotype en fenotype van de F2  berekenen.

Slide 2 - Tekstslide

Waaruit bestaat het fenotype?

Slide 3 - Open vraag

Welke geslachtschromosomen heeft een man?
A
XX
B
XY

Slide 4 - Quizvraag

Welke geslachtschromosomen heeft een vrouw?
A
XX
B
XY

Slide 5 - Quizvraag

Wanneer is een eigenschap dominant?

Slide 6 - Open vraag

Welk antwoord geeft een homozygoot recessief genotype weer?
A
AA
B
aa
C
Aa
D
aA

Slide 7 - Quizvraag

Wat is er aan de hand met een intermediair fenotype?

Slide 8 - Open vraag

Overzicht afkortingen:
Genotype= de erfelijke informatie in het DNA (GENEN)
Fenotype= het uiterlijk, het gen wat tot uiting komt.

P= Parents = ouders
F1= kinderen van de eerste generatie (ouders zijn p)
F2= ontstaat door F1 onderling te kruisen.

Homozygoot= 2 gelijke eigenschappen, bijvoorbeeld 2x blauwe oogkleur
Heterozygoot= 2 verschillende eigenschappen,  1x blauw en 1x bruine oogkleur


Slide 9 - Tekstslide

Orde scheppen
Noteer altijd eerst alles wat je weet.
(Genotype) AA --> fenotype?
aa --> fenotype?
Aa --> fenotype?

Welk genotype heeft ouder 1?
Welk fenotype heeft ouder 1?
Welk genotype heeft ouder 2?
Welke fenotype heeft ouder 2?

Slide 10 - Tekstslide

aa                                                           AA

Slide 11 - Tekstslide

a
a
A
A
Aa
Aa
Aa
Aa

Slide 12 - Tekstslide

Aa                                                         Aa

Slide 13 - Tekstslide

A
A
a
a
AA
Aa
Aa
aa

Slide 14 - Tekstslide

En nu zelf aan het werk:
Gerard en Jacobien willen berekenen hoe groot de kans is dat hun ongeboren kindje rood haar heeft. Gerard en Jacobien hebben allebei blond haar.
Gerard zijn moeder en Jacobien haar vader hebben allebei rood haar.
Hoe groot is de kans dat het kindje van Gerard en Jacobien rood haar heeft?
Gebruik een kruisingsschema om te laten zien hoe jij aan je antwoord bent gekomen.

Slide 15 - Tekstslide

Stel je zelf de vragen:
  • Welke eigenschap is dominant en welke is recessief?
  • Welke letters ga ik gebruiken? (A & a of..? )
  • Wat is het genotype en fenotype van de ouders? 
  • Maak een kruisingsschema met de gegevens.
  • Lees het schema af

Slide 16 - Tekstslide

Gegevens verwerken:
AA= Blond haar
Aa= Blond haar
aa= Rood haar

P: Aa x Aa

Slide 17 - Tekstslide

Zie hier het ingevulde schema:
Welke genotypen heb je?
Welke fenotypen zijn er?
Wat is de verdeling in procenten?

Slide 18 - Tekstslide

Aan de slag!
Ga verder met je eigen opdrachten

Slide 19 - Tekstslide

Ik kan een kruisingsschema invullen
😒🙁😐🙂😃

Slide 20 - Poll

Aju!

Slide 21 - Tekstslide