V3a-ne redekundig ont bijw. en bijv. bepaling, koppel-en hulpww

Hi!
Goed  dat jullie doorzetten!
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hi!
Goed  dat jullie doorzetten!

Slide 1 - Tekstslide

ontleden in zinsdelen : stappenplan 
Stap 1:Zoek de persoonsvorm
stap 2 :Zoek het onderwerp
stap 4:Zoek het werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde
stap 5:Zoek het lijdend voorwerp
stap 6:Zoek het meewerkend voorwerp
stap 7:          Bijwoordelijke bepaling
Stap 8 :    de bijvoeglijke bepaling  (zinsdeelstuk ) 

Slide 2 - Tekstslide

welkom bij de les over
zelfstandig werkwoord
hulpwerkwoord
en 
koppelwerkwoord
Wij zijn ziek geweest
         
hulpww         koppelww

Slide 3 - Tekstslide

zelfst. ww. - koppelww. - hulpww.
Bepaal wat de hulpwerkwoorden in de zin zijn-
Dit is taalkundig ontleden.

  • Alle werkwoorden in de (hoofd- en bij)zin die GEEN belangrijkste werkwoord zijn, zijn hulpwerkwoorden.
  • Eén werkwoord in de zin? Dat is NOOIT een hulpwerkwoord, maar altijd een zelfst.ww of koppelww.

Slide 4 - Tekstslide

koppelww / hulpww
  1. Een naamwoordelijk gezegde bevat altijd één koppelwerkwoord (kww): een vorm van zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken.
  2. AIs het NWG maar één werkwoord bevat, dan is dat dus het kww. 
  3. Als er meer werkwoorden in de zin staan, zijn de overige werkwoorden allemaal hww. Het kww staat dan vaak achter in de zin.

Slide 5 - Tekstslide

WWG en NWG & hww/kww/zww
1. Hij/ is /naar de stad /geweest.
IS GEWEEST = WERKWOORDELIJK GEZEGDE--zegt wat het onderwerp doet
is = persoonsvorm ( hulpwerkwoord-> taalkundig)
geweest = onderdeel van het wwg (zelfstandig werkwoord->taalkundig)

2. Hij /is/ arts geworden.
IS ARTS GEWORDEN= NAAMWOORDELIJK GEZEGDE--zegt wat het onderwerp is
is=persoonsvorm ( hulpwerkwoord-> taalkundig)
geworden= onderdeel van nwg (koppelwerkwoord-> taalkundig)

3. Hij werkt hard= werkt is persoonsvorm (zelfstandig werkwoord-> taalkundig)

Slide 6 - Tekstslide

Bijwoordelijke bepaling

De bijwoordelijke bepaling wordt ook wel de ‘prullenbak’ genoemd. Alles wat je overhoudt, noem je bijwoordelijke bepaling.

Slide 7 - Tekstslide

Opfrissen bijwoordelijke bepaling
Geeft extra info over het gezegde :
  1. Waar?= bijwoordelijke bepaling van plaats
  2. Wanneer?/Hoe lang= bijwoordelijke bepaling van tijd
  3. Hoe?/Met wie/wat? = bijwoordelijke bepaling van hoedanigheid/wijze
  4. Waarom? = bijwoordelijke bepaling van reden
Maar ook een ontkenning zoals NIET...

Slide 8 - Tekstslide

Om de bijwoordelijke bepaling te vinden stel je de vragen:
  • Waar?= bijwoordelijke bepaling van plaats
  • Wanneer?= bijwoordelijke bepaling van tijd
  • Waarom?= bijwoordelijke bepaling van reden
  • Hoe?= bijwoordelijke bepaling van toestand
  • Hoelang? = bijwoordelijke bepaling van tijd

Slide 9 - Tekstslide

opfrissen bijvoeglijke bepaling
Oefenzin:
Ik geef morgen een super koud ijsje aan de kinderen in de grote speeltuin.


een super koud ijsje (lv)
in de grote speeltuin (bwb)

Als je in een zinsdeel extra info krijgt bij een zelfstandig naamwoord, is dat een bijvoeglijke bepaling (zinsdeelstuk)

Slide 10 - Tekstslide

opfrissen
Bijvoeglijke bepaling
een super koud ijsje met slagroom zonder suiker=lv
een super koud = bvb 
(super = ondergeschikte bwb in de bvb)
met slagroom zonder suiker=bvb
zonder suiker= bvb in de bvb

in de grote speeltuin (bwb), grote is een bvb in de bwb

Slide 11 - Tekstslide

Bijstelling
Een bijzonder soort bijvoeglijke bepaling is de bijstelling.
  • Een bijstelling is geen zinsdeel, maar een onderdeel van een zinsdeel. 
  • Een bijstelling staat altijd tussen komma's of na een komma en voor een punt. 
  • Een bijstelling herhaalt een zaak of persoon, maar met andere woorden. 


Slide 12 - Tekstslide

Bijstelling

Slide 13 - Tekstslide

Zinsdeelstuk onthouden
Een zinsdeelstuk is een deel van een zinsdeel. Zinsdeelstukken zijn de bijvoeglijke bepaling en de bijstelling.  
Zij geven immers extra informatie bij een zinsdeel, en zijn daarom dus een zinsdeelstuk!

Slide 14 - Tekstslide

Denk ook aan herhalen theorie grammatica 1, 2 en 3
Bij welke taal is woordvolgorde niet belangrijk?
Verschillen Romaanse en Germaanse talen en over welke talen hebben we het dan?
Waar kijk je naar bij redekundig ontleden?
Waar kijk je naar bij taalkundig ontleden?

Slide 15 - Tekstslide

De hond lag toen in de tuin te slapen.

Wat is 'toen' voor zinsdeel?
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 16 - Quizvraag

Ontleed deze zin redekundig:
Als waakhond is de herder de laatste jaren de minst gekozen hond geweest.

Slide 17 - Open vraag

Oranje = nieuw in derde klas
Blauw= herhaling lesstof klas 1 en 2

Vrijdag 24-1-2025 Herkansing/inhaaltoets taal-en redekundig ontleden, Grammatica 1-2-3

Slide 18 - Tekstslide

V3a-ne redekundig ont bijw. en bijv. bepaling, koppel-en hulpww

Slide 19 - Tekstslide