Leg uit. Je kennis van de context en je vermogen om je in de situatie te verplaatsen, dragen dan bij aan de betekenis van een gedicht.
Slide 4 - Open vraag
Wat is een lyrisch ik?
Slide 5 - Open vraag
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Hoeveel versregels?
Slide 8 - Tekstslide
Hoeveel versregels?
Slide 9 - Tekstslide
Hoeveel versregels?
Slide 10 - Tekstslide
Lees het gedicht 'eight days a week' van C. Buddingh' op pagina 144 van je hoofdboek. Leg uit dat voor dit gedicht de uitspraak 'het wezenlijke verschil tussen proza en poëzie is de bladspiegel' geldt. Gebruik in je antwoord het woord versregel.
Slide 11 - Open vraag
Slide 12 - Tekstslide
Is hier sprake van enjambement?
Slide 13 - Tekstslide
Is hier sprake van enjambement?
Slide 14 - Tekstslide
Is hier sprake van enjambement?
Slide 15 - Tekstslide
Dichteres Ellen Deckwitz noemt enjambementen 'een soort cliffhangers'. Verklaar deze omschrijving.
Slide 16 - Open vraag
Slide 17 - Tekstslide
Hoeveel strofen?
Slide 18 - Tekstslide
Hoeveel strofen?
Slide 19 - Tekstslide
Hoeveel strofen?
Slide 20 - Tekstslide
Bekijk het gedicht 'Sonnet 16' van Hans Andreus op pagina 144 van je hoofdboek. Dit gedicht heeft een specifieke vorm, namelijk van een sonnet. Beschrijf hoe een sonnet is opgebouwd. Gebruik in je antwoord de woorden versregel en strofen.
Slide 21 - Open vraag
Lees het gedicht 'De geliefden' van Esther Jansma op pagina 144 van je hoofdboek. Leg uit op welke manier de afwijkende laatste strofe van dit gedicht betekenis toevoegt aan het gedicht.
Slide 22 - Open vraag
Lees nogmaals de drie gedichten op pagina 144 van je hoofdboek. Het verbindende thema van de gedichten is liefde. Je zou kunnen zeggen dat de liefde in elk van deze gedichten 'zeer' doet. Waarom?
Slide 23 - Open vraag
Onderstaande tekst is geschreven door door Willem van Zadelhoff. Maak van deze tekst poëzie door de tekst te verdelen in versregels en strofen en door met enjambement te spelen.
Het begon langzaam. Iedereen keek gespannen hoe de eerste stralen het gras streelden. De dag verhief zich, zonder haast. Een pastoraal brommertje doorkruiste de stilte. Zonder dat brommertje wisten wij niet hoe stil onze stilte was. En het bracht brood en kaas. Niet iedereen reed op het brommertje. Iedere keer genoot ik weer van het geluid van zijn motortje. Daar had ik genoeg aan. Gisteren hadden we geen brood en kaas nodig. We beseften niet hoe stil het was toen we de zon zagen opkomen. Het was geen dag als alle anderen. Het was zondag.
Slide 24 - Open vraag
Afsluiting en vooruitblik
Volgende les: woensdag 6 december
Huiswerk: Alle lessonups over poezie doornemen
Meenemen: handboek, laptop en leesboek
Programma: klank en ritme aan de hand van gedichten over verlies (Literatuur 7)