Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
10.2-2
Welkom!
Welkom
1 / 43
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Natuurkunde
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo
Leerjaar 4
In deze les zitten
43 slides
, met
interactieve quizzen
,
tekstslides
en
1 video
.
Lesduur is:
50 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Welkom!
Welkom
Slide 1 - Tekstslide
Welkom!
Planning:
Even opstarten
05 min
Oefenopdracht Zwaartekracht
10 min
Nakijken huiswerk
10 min
Zelfstandig lezen
Zwaartepunt
en
Druk
10 min
Uitleg
Zwaartepunt
en
Druk
15 min
Maken opdrachten 10.2
15 min
Bespreken opdrachten
10 min
Lesafsluiting
05 min
Slide 2 - Tekstslide
Planning tot aan SO:
Maandag 25 nov:
Paragraaf 10.1
Dinsdag 26 nov:
Paragraaf 10.2-1
Woensdag 27 nov:
Paragraaf 10.2-2
Maandag 2 dec:
Paragraaf 10.3-1
Dinsdag 3 dec:
Toets bespreken
Woensdag 4 dec:
Paragraaf 10.3-2
Maandag 9 dec:
Paragraaf 10.4-1
Dinsdag 10 dec:
Paragraaf 10.4-2
Woensdag 11 dec:
Paragraaf 10.5-1
Maandag 16 dec:
Paragraaf 10.5-2
Dinsdag 17 dec:
Herhalingsles H10
Woensdag 18 dec:
SO H10 Paragraaf 1 t/m 5
Slide 3 - Tekstslide
Een leerling van de Toorop verkoopt vapes. Hij verkoopt een vape van 200 g. Bereken de zwaartekracht die op de vape werkt.
Slide 4 - Tekstslide
Een leerling van de Toorop verkoopt vapes. Hij verkoopt een vape van 200 g. Bereken de zwaartekracht die op de vape werkt.
Gegeven: m = 200 g = 0,2 kg, g = 10 m/s
2
Gevraagd: F
z
= ?
Formule: F = m x g
Berekening: F = 0,2 x 10 = 2
Antwoord: F
z
= 2 N
Slide 5 - Tekstslide
Een leerling van de Toorop verkoopt vapes. Hij verkoopt een vape van 200 g. Bereken de zwaartekracht die op de vape werkt
op de maan
.
Slide 6 - Tekstslide
Een leerling van de Toorop verkoopt vapes. Hij verkoopt een vape van 200 g. Bereken de zwaartekracht die op de vape werkt op de maan.
Gegeven: m = 200 g = 0,2 kg, g = 1,62 m/s
2
Gevraagd: F
z
= ?
Formule: F = m x g
Berekening: F = 0,2 x 1,62 = 0,324
Antwoord: F
z
= 0,32 N
Slide 7 - Tekstslide
Nakijken huiswerk
Slide 8 - Tekstslide
§10.2 - Je leert ...
het zwaartepunt (massamiddelpunt) bepalen;
de zwaartekracht op een voorwerp tekenen
uitleggen hoe druk, kracht en oppervlakte samenhangen;
voorbeelden noemen waarbij een grote druk of kleine druk gewenst is.
Slide 9 - Tekstslide
Zelf ontdekken:
Stap 1.
Lees de teksten
zwaartepunt
en
druk
op blz. 183 en 184
Stap 2.
Onderstreep alle moeilijke woorden
Stap 3.
Noteer de formule van druk inclusief de betekenis van de grootheden en eenheden
Stap 4.
Noteer de begrippen in eigen woorden
timer
10:00
Slide 10 - Tekstslide
Zwaartepunt
Het punt ten opzichte waarvan de massa van dat object in evenwicht is
Slide 11 - Tekstslide
Zwaartepunt
Waar ligt het zwaartepunt van dit figuur?
1
2
Slide 12 - Tekstslide
Steunvlak
a - situatie is stabiel
Slide 13 - Tekstslide
Steunvlak
a - situatie is stabiel
b- blok valt niet om
Slide 14 - Tekstslide
Steunvlak
a - situatie is stabiel
b- blok valt niet om
c- blok valt om
Slide 15 - Tekstslide
Wat is het grondvlak/ steunpunten van mannetjes?
Waarom valt de rechter man niet om?
Slide 16 - Tekstslide
De voeten van de mannetjes zijn het steunvlak.
De meest rechter man valt niet om omdat zijn zwaartepunt nog binnen het steunvlak valt.
Slide 17 - Tekstslide
10.2 - Zwaartekracht en druk
Bedenk wat het nut is
van dit dopje.
Slide 18 - Tekstslide
Druk in de praktijk:
Wie van deze twee heeft
de grootste druk op de
ondergrond?
Slide 19 - Tekstslide
DRUK
Druk
is de
kracht
die een voorwerp op een
bepaald
oppervlak
uitoefent.
Slide 20 - Tekstslide
Verschil tussen kracht en druk?
Een
kracht
oefen je uit op een voorwerp.
De
kracht
wordt uitgedrukt in
Newton
.
Druk
is de
kracht
die een voorwerp uitoefent op een
oppervlakte
.
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
Druk
p
: druk in (N/m
2
of N/cm
2
)
F
: kracht (N)
A
: oppervlakte (m
2
of cm
2
p
=
A
F
p
⋅
A
F
Slide 23 - Tekstslide
Even oefenen
Nanja duwt met haar vinger op een ruit. De kracht op de ruit bedraagt 0,68 N. Deze kracht werkt op een oppervlakte van 1,8 cm
2
.
Bereken de druk op de ruit.
Slide 24 - Tekstslide
Even oefenen
G: F = 0,68 N, A = 1,8 cm
2
G: p = ? N/cm
2
F:
B:
A: de druk is 0,38 N/cm
2
p
=
A
F
p
=
1
,
8
0
,
6
8
=
0
,
3
8
Slide 25 - Tekstslide
Even oefenen
Een baksteen ligt op het strand. De kracht op het zand is 20 N.
De druk onder de baksteen bedraagt 0,011 N/cm
2
.
Bereken de oppervlakte van de onderkant van de baksteen.
Slide 26 - Tekstslide
Even oefenen
G: F = 20 N, p = 0,011 N/cm
2
G: A = ? cm
2
F:
B:
A: het oppervlak van de steen is 1818 cm
2
p
=
A
F
A
=
0
,
0
1
1
2
0
=
1
8
1
8
A
=
p
F
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Video
Slide 29 - Tekstslide
Slide 30 - Tekstslide
Aan de slag
Wat?
Maak 10.2 opdracht 44 t/m 46 + 48 + 58 t/m 62
Hoe?
Zelfstandig, in je werkboek
Hulp?
Lees 10.2 nogmaals door
Tijd?
15 minuten
Resultaat?
Klassikaal bespreken
Klaar?
Maak de rest van 10.2 af
timer
15:00
Slide 31 - Tekstslide
§10.2 - Je kunt ...
aangeven dat de zwaartekracht op afstand werkt;
uitrekenen hoe groot de zwaartekracht op een voorwerp is;
het zwaartepunt (massamiddelpunt) bepalen;
de zwaartekracht op een voorwerp tekenen
uitleggen hoe druk, kracht en oppervlakte samenhangen;
voorbeelden noemen waarbij een grote druk of kleine druk gewenst is.
Slide 32 - Tekstslide
Ja, dat kan ik!
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 33 - Poll
Aan de slag
Wat?
Maak 10.1 opdracht 1 t/m 8 + 10 t/m 16 + 19 t/m 28
Hoe?
Zelfstandig, in je werkboek
Hulp?
Lees 10.1 nogmaals door
Tijd?
15 minuten
Resultaat?
Klassikaal bespreken
Klaar?
Maak opdracht 9 + 17 + 18 + 29
timer
15:00
Slide 34 - Tekstslide
Druk in de praktijk:
Wie van deze twee oefent
de grootste druk op de
ondergrond uit?
Slide 35 - Tekstslide
Olifant
Een mannetjesolifant weegt ongeveer 5000 kg.
De oppervlakte van een poot is 0,025 m².
Hoe groot is de zwaartekracht die de olifant uitoefent?
Hoeveel oppervlakte hebben 4 poten samen?
Hoe groot is nu de druk: ?
Slide 36 - Tekstslide
Angelina Jolie
Angelina weegt ongeveer 60 kg.
De oppervlakte van een hak is 0,0001 m².
Hoe groot is de zwaartekracht die Angelina uitoefent?
Hoeveel oppervlakte hebben beide naaldhakken?
Hoe groot is nu de druk: ?
Slide 37 - Tekstslide
Wie o Wie?
Olifant:
Angelina:
p
=
A
F
=
2
5
0
⋅
4
5
0
.
0
0
0
=
5
0
c
m
2
N
p
=
A
F
=
1
⋅
2
6
0
0
=
3
0
0
c
m
2
N
Slide 38 - Tekstslide
Hiernaast drie balken die rechtop
staan. Welke balk(en) staat/staan
stabiel?
(Links Midden Rechts)
A
Alleen de linker balk.
B
De linker en de middelste balk.
C
Alle drie de balken.
D
Alleen de rechter balk.
Slide 39 - Quizvraag
Wat weet je nog
over druk?
Slide 40 - Woordweb
Wat is de eenheid van kracht?
A
Newton
B
Kilogram
C
Newton per vierkante meter
D
Watt
Slide 41 - Quizvraag
Wat is de eenheid van druk?
A
Newton
B
Kilogram
C
Newton per vierkante meter
D
Watt
Slide 42 - Quizvraag
Hoe bereken je de druk
A
oppervlakte x massa
B
oppervlakte x kracht
C
massa : oppervlakte
D
kracht : oppervlakte
Slide 43 - Quizvraag
Meer lessen zoals deze
10.2-2
November 2023
- Les met
42 slides
Natuurkunde
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo
Leerjaar 4
10.2-1
November 2023
- Les met
50 slides
Natuurkunde
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo
Leerjaar 4
Nask 4TL 10.2 Zwaartekracht en druk
12 dagen geleden
- Les met
37 slides
Natuurkunde
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
Nask 4TL 10.2 Zwaartekracht en druk
Augustus 2024
- Les met
37 slides
Natuurkunde
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
Nask 4TL 10.2 Zwaartekracht en druk
November 2024
- Les met
37 slides
Natuurkunde
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
H10 - §10.2 Zwaartekracht en Druk
November 2024
- Les met
50 slides
Natuurkunde
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
Les 5 Werktuigen en Constructies
Maart 2019
- Les met
35 slides
Natuurkunde
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
§1 hefbomen (Quinten)
Oktober 2021
- Les met
51 slides
nask
Voortgezet speciaal onderwijs
Leerroute 3