10.2-2

Welkom! 
Welkom
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom! 
Welkom

Slide 1 - Tekstslide

Welkom! 
Planning:
Even opstarten
05 min
Oefenopdracht Zwaartekracht
10 min
Zelfstandig lezen Zwaartepunt en Druk
10 min
Uitleg Zwaartepunt en Druk
15 min
Maken opdrachten 10.2
15 min
Bespreken opdrachten
10 min
Lesafsluiting
05 min

Slide 2 - Tekstslide

Planning tot aan SO:
  1. Maandag 20 nov:           Paragraaf 10.1         
  2. Woensdag 22 nov:        Paragraaf 10.2-1       
  3. Vrijdag 24 nov:                Paragraaf 10.2-2         
  4. Maandag 27 nov:           Paragraaf 10.3-1       
  5. Woensdag 29 nov:        Vervalt mogelijk i.v.m. lesjesmiddag           
  6. Vrijdag 1 dec:                   Paragraaf 10.3-1            
  7. Maandag 4 dec:              Paragraaf 10.4-1           
  8. Woensdag 6 dec:            Paragraaf 10.4-2            
  9. Vrijdag 8 dec:                   Paragraaf 10.5-1
  10. Maandag 11 dec:            Paragraaf 10.5-2   
  11. Woensdag 13 dec:         Herhalingsles H10
  12. Vrijdag 15 dec:                 SO H10 Paragraaf 1 t/m 5

Slide 3 - Tekstslide

Een leerling van de Toorop is bij de opening van het restaurant fc Kip. Hij koopt een stuk kip van 200 g. Bereken de zwaartekracht die op het stuk kip werkt.

Slide 4 - Tekstslide

Een leerling van de Toorop is bij de opening van het restaurant fc Kip. Hij koopt een stuk kip van 200 g. Bereken de zwaartekracht die op het stuk kip werkt.

Gegeven:              m = 200 g = 0,2 kg,            g = 10 m/s2
Gevraagd:            Fz = ?
Formule:              F = m x g
Berekening:        F = 0,2 x 10 = 2
Antwoord:           Fz = 2 N 

Slide 5 - Tekstslide

Een leerling van de Toorop is bij de opening van het restaurant fc Kip op de maan. Hij koopt een stuk kip van 200 g. Bereken de zwaartekracht die op het stuk kip werkt.

Slide 6 - Tekstslide

Een leerling van de Toorop is bij de opening van het restaurant fc Kip op de maan. Hij koopt een stuk kip van 200 g. Bereken de zwaartekracht die op het stuk kip werkt.

Gegeven:              m = 200 g = 0,2 kg,            g = 1,62 m/s2
Gevraagd:            Fz = ?
Formule:              F = m x g
Berekening:        F = 0,2 x 1,62 = 0,324
Antwoord:           Fz = 0,32 N 

Slide 7 - Tekstslide

§10.2 - Je leert ...

  • het zwaartepunt (massamiddelpunt) bepalen;
  • de zwaartekracht op een voorwerp tekenen
  • uitleggen hoe druk, kracht en oppervlakte samenhangen;
  • voorbeelden noemen waarbij een grote druk of kleine druk gewenst is.

Slide 8 - Tekstslide

Zelf ontdekken:
Stap 1. Lees de teksten zwaartepunt en druk op blz. 183 en 184
Stap 2. Onderstreep alle moeilijke woorden
Stap 3. Noteer de formule van druk inclusief de betekenis van de grootheden en eenheden
Stap 4. Noteer de begrippen in eigen woorden
timer
10:00

Slide 9 - Tekstslide

Zwaartepunt
Het punt ten opzichte waarvan de massa van dat object in evenwicht is

Slide 10 - Tekstslide

Zwaartepunt
Waar ligt het zwaartepunt van dit figuur?
1
2

Slide 11 - Tekstslide

Steunvlak
a - situatie is stabiel


Slide 12 - Tekstslide

Steunvlak
a - situatie is stabiel

b- blok valt niet om

Slide 13 - Tekstslide

Steunvlak
a - situatie is stabiel

b- blok valt niet om

c- blok valt om

Slide 14 - Tekstslide



Wat is het grondvlak/ steunpunten van mannetjes?
Waarom valt de rechter man niet om?

Slide 15 - Tekstslide


De voeten van de mannetjes zijn het steunvlak.
De meest rechter man valt niet om omdat zijn zwaartepunt nog binnen het steunvlak valt.

Slide 16 - Tekstslide

10.2 - Zwaartekracht en druk
Bedenk wat het nut is 
van dit dopje.

Slide 17 - Tekstslide

Druk in de praktijk: 
Wie van deze twee heeft 
de grootste druk op de 
ondergrond?

Slide 18 - Tekstslide

DRUK
Druk is de kracht die een voorwerp op een bepaald oppervlak uitoefent. 

Slide 19 - Tekstslide

Verschil tussen kracht en druk?
Een kracht oefen je uit op een voorwerp. 
De kracht wordt uitgedrukt in Newton.


Druk is de kracht die een voorwerp uitoefent op een oppervlakte.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Druk



p: druk in (N/m2 of N/cm2 
F: kracht (N)
A: oppervlakte (m2 of cm2 
p=AF
p  AF

Slide 22 - Tekstslide

Even oefenen
Nanja duwt met haar vinger op een ruit. De kracht op de ruit bedraagt 0,68 N. Deze kracht werkt op een oppervlakte van 1,8 cm2 .
Bereken de druk op de ruit.

Slide 23 - Tekstslide

Even oefenen
G:        F = 0,68 N,     A = 1,8 cm2 
G:        p = ? N/cm2 

F:          

B: 

A:        de druk is 0,38 N/cm2 
p=AF
p=1,80,68=0,38

Slide 24 - Tekstslide

Even oefenen
Een baksteen ligt op het strand. De kracht op het zand is 20 N.
De druk onder de baksteen bedraagt 0,011 N/cm2.
Bereken de oppervlakte van de onderkant van de baksteen.

Slide 25 - Tekstslide

Even oefenen
G:          F = 20 N,     p = 0,011 N/cm2 
G:           A = ? cm2 

F: 

B: 

A:        het oppervlak van de steen is 1818 cm2 
p=AF
A=0,01120=1818
A=pF

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Aan de slag
  • Wat? Maak 10.2 opdracht 44 t/m 46 + 48 + 58 t/m 62
  • Hoe? Zelfstandig, in je werkboek
  • Hulp? Lees 10.2 nogmaals door
  • Tijd? 15 minuten
  • Resultaat? Klassikaal bespreken
  • Klaar? Maak de rest van 10.2 af
timer
15:00

Slide 30 - Tekstslide

§10.2 - Je kunt ...
  • aangeven dat de zwaartekracht op afstand werkt;
  • uitrekenen hoe groot de zwaartekracht op een voorwerp is;
  • het zwaartepunt (massamiddelpunt) bepalen;
  • de zwaartekracht op een voorwerp tekenen
  • uitleggen hoe druk, kracht en oppervlakte samenhangen;
  • voorbeelden noemen waarbij een grote druk of kleine druk gewenst is.

Slide 31 - Tekstslide

Ja, dat kan ik!
😒🙁😐🙂😃

Slide 32 - Poll

Aan de slag
  • Wat? Maak 10.1 opdracht 1 t/m 8 + 10 t/m 16 + 19 t/m 28
  • Hoe? Zelfstandig, in je werkboek
  • Hulp? Lees 10.1 nogmaals door
  • Tijd? 15 minuten
  • Resultaat? Klassikaal bespreken
  • Klaar? Maak opdracht 9 + 17 + 18 + 29
timer
15:00

Slide 33 - Tekstslide

Druk in de praktijk: 
Wie van deze twee oefent
de grootste druk op de 
ondergrond uit?

Slide 34 - Tekstslide

Olifant
 Een mannetjesolifant weegt ongeveer 5000 kg.
De oppervlakte van een poot is 0,025 m².

 Hoe groot is de zwaartekracht die de olifant uitoefent?
Hoeveel oppervlakte hebben 4 poten samen?

Hoe groot is nu de druk: ?

Slide 35 - Tekstslide

Angelina Jolie
 Angelina weegt ongeveer 60 kg.
De oppervlakte van een hak is 0,0001 m².

 Hoe groot is de zwaartekracht die Angelina uitoefent?
 Hoeveel oppervlakte hebben beide naaldhakken?

Hoe groot is nu de druk: ?

Slide 36 - Tekstslide

Wie o Wie?

Olifant:


Angelina: 
p=AF=250  450.000=50cm2N
p=AF=1  2600=300cm2N

Slide 37 - Tekstslide

Hiernaast drie balken die rechtop
staan. Welke balk(en) staat/staan
stabiel?
(Links Midden Rechts)
A
Alleen de linker balk.
B
De linker en de middelste balk.
C
Alle drie de balken.
D
Alleen de rechter balk.

Slide 38 - Quizvraag

Wat weet je nog
over druk?

Slide 39 - Woordweb

Wat is de eenheid van kracht?
A
Newton
B
Kilogram
C
Newton per vierkante meter
D
Watt

Slide 40 - Quizvraag

Wat is de eenheid van druk?
A
Newton
B
Kilogram
C
Newton per vierkante meter
D
Watt

Slide 41 - Quizvraag

Hoe bereken je de druk
A
oppervlakte x massa
B
oppervlakte x kracht
C
massa : oppervlakte
D
kracht : oppervlakte

Slide 42 - Quizvraag