THEMA 7 WEEK 2 LES 7

• Taal
• Basisschool
• Groep 6

Hoe zitten we erbij?

😒🙁😐🙂😃

Aan het einde van de les kunnen jullie persoonlijke voornaamwoorden herkennen en benoemen in een zin. 

Lesdoel

Fredik gaat na school niet naar huis toe. Fredik gaat eerst voetballen met zijn vrienden. Fredik doet dat elke vrijdag omdat Fredik dat heel erg leuk en gezellig vindt. 

Deze les hebben we geleerd wat gezondheid is. Volgende keer aan we het hebben over een gezonde leefstijl

Wat vind jij van deze zin?

Fredik gaat na school niet naar huis toen. Fredik gaat eerst voetballen met zijn vrienden. Fredik doet dat elke vrijdag omdat Fredik dat heel erg leuk en gezellig vindt. 

(0 = heel slecht                10 = heel goed)

010

Hoe zou je deze zin beter kunnen maken?
Fredik gaat na school niet naar huis toe. Fredik gaat eerst voetballen met zijn vrienden. Fredik doet dat elke vrijdag omdat Fredik dat heel erg leuk en gezellig vindt.

Fredik gaat na school niet naar huis toen. Hij gaat eerst voetballen met zijn vrienden. Hij doet dat elke vrijdag omdat hij dat heel erg leuk en gezellig vindt. 

Voorbeelden van zelfstandig naamwoorden

Fredik gaat na school niet naar huis toen. Fredik gaat eerst voetballen met zijn vrienden. Fredik doet dat elke vrijdag omdat Fredik dat heel erg leuk en gezellig vindt. 

Fredik gaat na school niet naar huis toen. Hij gaat eerst voetballen met zijn vrienden. Hij doet dat elke vrijdag omdat hij dat heel erg leuk en gezellig vindt. 

Let op!!

Ik ben blij met haar cadeau.

antwoord: Ik, haar

Wat zijn in deze zin de persoonlijke voornaamwoorden?
Hij loopt naast haar.

1. naast, haar
2. hij, naast
3. hij, loop
4. hij, haar

Wat is in deze zin het persoonlijk voornaamwoord?
Maak je deze vraag goed?

1. je
2. goed
3. deze
4. vraag

Voorbeeldvraag

Schrijf de persoonlijke voornaamwoorden.

Heel de wereld juicht je toe.

Voorbeeldvraag

Schrijf de persoonlijke voornaamwoorden.

Heel de wereld juicht je toe.

Schrijf de persoonlijke voornaamwoorden op uit de zin.
Ik kwam de kamer binnen en zag haar.

Schrijf de persoonlijke voornaamwoorden op uit de zin.
Ze trokken het standbeeld omver en gooiden het weg.

Hoe ervaar jij dit onderwerp?

Super makkelijk! Ik maak de extra moeilijke vragen.

Best wel makkelijk maar ik moet wel even goed nadenken.

Soms makkelijk, soms moeilijk. Ik moet de uitleg nog een keer lezen.

Best lastig. Ik wil misschien extra hulp en oefening.

Heel moeilijk! Ik wil sowieso nog meer uitleg.

Via google classroom ga je naar de link om de opdrachten te maken.

De blauwe opdrachten is voor extra oefeningen. Die mag je maken.

De paarse opdrachten maakt iedereen!

De gele opdrachten zijn extra moeilijke opdrachten. Die mag je maken.

Heb je een vraag? Gebruik je vraagkaartje

Klaar? Aan je weektaak!

Uitleg

Bij de volgende opdrachten moet je het persoonlijke voornaamwoord in de zin opschrijven.

Voorbeeld:

We hadden vandaag bezoek van een echte schrijver.

Antwoord: We

Schrijf het persoonlijk voornaamwoord op.

We hadden vandaag bezoek van een echte schrijver.

Schrijf het persoonlijk voornaamwoord op.

Hij heet Ted van Lieshout.

Schrijf het persoonlijk voornaamwoord op.

Met open mond luisterde ik naar zijn prachtige gedichten.

Schrijf het persoonlijk voornaamwoord op.

Je kon een speld horen vallen.

Schrijf het persoonlijk voornaamwoord op.

Zo stil was het in de klas.

Schrijf het persoonlijk voornaamwoord op.

"Was u dat jongetje?" vroeg de juf na afloop

Schrijf de persoonlijke voornaamwoorden op.