§4.1 Hoe maak je dat?
1 / 16
Lesduur is: 60 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 2 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Welke bedrijven zijn er betrokken bij de productie van brood?
Slide 3 - Woordweb
Deze slide heeft geen instructies
Slide 4 - Tekstslide
Wat zijn goederen en diensten ook alweer?
Slide 5 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 6 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 7 - Tekstslide
Welke dienstverlening levert de supermarkt?
Slide 8 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 9 - Tekstslide
Welke soorten (productie)kosten zijn er allemaal?
Slide 10 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Hester verkoopt op de markt gemiddeld 125 belegde broodjes per dag. In totaal geeft ze € 59 uit aan broodjes, € 81,30 aan beleg en € 7,20 aan boter.
Bereken de kostprijs per broodje.
Bereken de kostprijs per broodje.
Slide 11 - Open vraag
- € 59 + € 81,30 + € 7,20 = € 147,50.
- € 147,50 : 125 = € 1,18 per broodje.
Slide 12 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Hester verkoopt op de markt gemiddeld 125 belegde broodjes per dag. In totaal geeft ze € 59 uit aan broodjes, € 81,30 aan beleg en € 7,20 aan boter.
Bereken de kostprijs per broodje.
Bereken de kostprijs per broodje.
Slide 13 - Open vraag
- € 59 + € 81,30 + € 7,20 = € 147,50.
- € 147,50 : 125 = € 1,18 per broodje.
Slide 14 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 15 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 16 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
