,

Unit 2 - Grammar 5

Welcome to English, H3!
What to do:
1. Put your phone in the pouch.
2. Have your books ready.
3. Put your stationery on your desk.
4. Let's begin!
Jennifer Elsa
H3C
Emily
Isa Sophie Vl
Sophie Kl Defne
Caitlin Lieke
Elin Noelle
Keano
Lotus Sarah
Shawn Ami
Jesse
Justin Tymek
Sophie Ku Nikita
  Tijs Damine
Zaneta Jort
Board
Board
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welcome to English, H3!
What to do:
1. Put your phone in the pouch.
2. Have your books ready.
3. Put your stationery on your desk.
4. Let's begin!
Jennifer Elsa
H3C
Emily
Isa Sophie Vl
Sophie Kl Defne
Caitlin Lieke
Elin Noelle
Keano
Lotus Sarah
Shawn Ami
Jesse
Justin Tymek
Sophie Ku Nikita
  Tijs Damine
Zaneta Jort
Board
Board

Slide 1 - Tekstslide

Welcome to English, H3!
What to do:
1. Put your phone in the pouch.
2. Have your books ready.
3. Put your stationery on your desk.
4. Let's begin!

Slide 2 - Tekstslide

During this lesson we'll...
5' continue reading holiday moments 
20' learn to use prepositions of time and place correctly
10' check homework
(10' read)

Slide 3 - Tekstslide

Prepositions

of 
time and place 

Slide 4 - Tekstslide

Wat zijn prepositions?
A
voegwoorden
B
voorzetsels
C
lidwoorden
D
bijvoeglijke naamwoorden.

Slide 5 - Quizvraag

Prior-knowledge
Het goede antwoord is: B: een voorzetsel

Wat is dat?
Voorzetsels zijn woorden als aan, in, op, uit en voor. Ze vormen meestal het begin van een woordgroep: aan de muur, in de kast, op donderdag, uit gewoonte, voor jou, enz

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Slide 8 - Tekstslide

Prepositions of time
- Geeft aan wanneer iets gebeurd
'on': dagen en datums/data
I have a game on Saturday.
In: maanden, jaren, seizoenen en specifieke delen van de dag
I woke up in the afternoon.
At: tijden en feestdagen
I saw my aunt at Christmas.

Slide 9 - Tekstslide

time: use the triangle
at = specifieke tijden/feestdagen

 on = op een specifieke dag

in = heel breed, jaren, maanden, weken, etc. 
 Je kan dit ook gebruiken bij plaatsen. At = specifiek (naam, adres, plaats > on = minder specifieke straat > in = heel breed steden, gebieden, landen

Slide 10 - Tekstslide

Prepositions of place
- Geeft aan waar iets gebeurd

On: openbaar vervoer en iets ligt ergens bovenop
My phone is on the table.
In: plekken in de natuur, landen en als iets ergens in is
He took photos in the cathedral. 
At: specifeke locaties, huisnummers en (namen van) gebouwen
I am at the station.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

prepositions of time and place
Now practise!
Choose between in, at, on

Slide 13 - Tekstslide

My birthday is ____ January.
timer
0:20

Slide 14 - Open vraag

My mother has red lipstick _____ her lips.
timer
1:00

Slide 15 - Open vraag

I will meet them there __ 9 o'clock.
timer
0:20

Slide 16 - Open vraag

My mother is _____ the phone with my aunt.
timer
0:20

Slide 17 - Open vraag

I will go on holiday _______ three days.
timer
0:20

Slide 18 - Open vraag

What are the 3 prepositions
of time & place?

Slide 19 - Woordweb

Do the exercises
timer
10:00
Do the exercises
What?

How?
Time?
Need help?

Finished?
Complete chapter 2 Ex 29-30             p. 104-105
Work on your own.
Look at the timer.
First ask your neighbor. If you still need help, raise your hand. 
We will do a recap together

Slide 20 - Tekstslide

Let's check
Ex. 29
Ex 17, 18, 20 (Reading Skills)
Ex. 23 (Vocabulary)


Slide 21 - Tekstslide

We'll continue reading from The Curious Incident of the Dog in the Night-time...

Slide 22 - Tekstslide