Ecologie klas 3

 Ecologie klas 3
Hoe komt energie uit dode organismen terug in een ecosysteem?

Indelen met behulp van organisatieniveau's! 
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 360 min

Onderdelen in deze les

 Ecologie klas 3
Hoe komt energie uit dode organismen terug in een ecosysteem?

Indelen met behulp van organisatieniveau's! 

Slide 1 - Tekstslide

Waarin bevinden zich alleen organismen van dezelfde soort?
A
Populatie
B
Leefgemeenschap
C
Ecosysteem
D
Bioom

Slide 2 - Quizvraag

Welk organisatieniveau is het grootst?
A
Biotoop
B
Bioom
C
Biosfeer
D
Biodiversiteit

Slide 3 - Quizvraag

 Wat is ecologie?
Waarom is de biotoop belangrijk voor het overleven van een soort?

Biotoop: alle abiotische factoren in een ecosysteem.
Ecosysteem: begrensd gebied inclusief zijn abiotisch en biotische factoren.

Biotisch: invloeden van levende/dode factoren.
Abiotisch: invloeden van levenloze factoren.

Een organisme is van zowel biotische als abiotische 
factoren afhankelijk om te overleven in een ecosysteem.

Slide 4 - Tekstslide

Wat is GEEN onderdeel van een biotoop?
A
Water
B
Zuurstof
C
Temperatuur
D
Parasieten

Slide 5 - Quizvraag

Wat is ecologie?
A
studie over milieubewustheid
B
leer van alle levende organismen
C
de samenhang tussen organismen in een bepaald gebied
D
de manier waarop een soort in zijn omgeving past

Slide 6 - Quizvraag

Hoeveel verschillende voedselketens kun je maximaal uit dit voedselweb maken?
A
5
B
8
C
10
D
13

Slide 7 - Quizvraag

  Voedselrelaties
Waarom begint een voedselketen of voedselweb altijd met een producent?

Trofische niveaus: 
- producent: PLANT (1e schakel)
- consument van de 1e orde: HERBIVOOR (2e schakel)
- consument van de 2e orde: OMNIVOOR/CARNIVOOR (3e schakel)
- consument van de 3e orde: OMNIVOOR/CARNIVOOR (4e schakel)
- consument van de 4e/5e/6e orde etc. OMNIVOOR/CARNIVOOR (5e/6e/7e etc. schakel)
De pijl wijst altijd naar het dier wat eet!

Planten zijn autotroof: ze maken hun eigen voedsel door middel van fotosynthese.
Consumenten en reducenten zijn heterotroof: ze hebben andere organismen nodig om 
aan voedsel te komen.
Reducent: schimmels en bacteriën: breken dode organismen af tot mineralen voor planten.

Slide 8 - Tekstslide

Wat is de slang NIET in dit voedselweb?
A
Consument 1e orde
B
Consument 2e orde
C
Consument 3e orde
D
Consument 4e orde

Slide 9 - Quizvraag

Kringlopen
Waarom zijn reducenten belangrijk om producenten in leven te houden?

Koolstof: C                        Glucose: C6H12O6
Fotosynthese in bladgroenkorrels (in aanwezigheid van zonlicht): CO2 (koolstofdioxide) + H2O -> C6H12O6 (glucose) + O2
Glucose kan worden gebruikt als brandstof.
Glucose kan worden omgebouwd tot glycogeen of vet om een reservestof te worden.
Glucose kan worden omgebouwd tot eiwit om een bouwstof te worden.

De 'C' atomen komen dus voor in zowel planten als dieren en reducenten.
Als organismen glucose verbranden, komt de 'C' weer als koolstofdioxide in de lucht.
Glucose is dus een energierijke stof!
Reducenten breken dode organismen af tot stikstofzouten -> planten maken van stikstofzouten en glucose  planteiwitten.

Slide 10 - Tekstslide

Wat kunnen planten NIET van glucose maken?
A
Cellulose
B
Eiwitten
C
Vetten
D
Stikstof

Slide 11 - Quizvraag


Waarom zijn reducenten belangrijk om producenten in leven te houden?

Slide 12 - Tekstslide

 Piramides en Energiestroom in een ecosysteem
Waarom heeft de piramide van biomassa een piramidevorm?
Biomassa: de massa van alle energierijke stoffen in een organisme (koolhydraten, eiwitten en vetten)

In de piramide van biomassa gaat elk trofisch niveau energie verloren door:
- Poepen (onverteerbare resten)
- Verbranden (van energierijke stoffen), zodat organisme genoeg energie heeft voor bewegen, groeien en weefselherstel.
- Sterfte (door ziekte/ouderdom)

De piramide van aantallen heeft niet altijd een piramide vorm:
- 1 boom kan genoeg biomassa hebben voor 1000 rupsen.

De biomassa van de producenten moet groter zijn dan de biomassa 
van de consumenten!
De toppredator staat bovenaan in de voedselketen, hij heeft geen
predatoren en sterft aan ouderdom of ziekte!


Slide 13 - Tekstslide

Elk trofisch niveau gaat er energie verloren. Wat is NIET een voorbeeld waardoor energie verloren gaat?
A
Poepen
B
Verbranden
C
Sterfte
D
Weefselgroei

Slide 14 - Quizvraag

Als de toppredator sterft, gaat de biomassa dan verloren?
A
Nee, afvaleters en reducenten leven van deze biomassa
B
Ja, de toppredator heeft geen natuurlijke vijanden
C
Nee, planten eten dode organismen
D
Ja, dode organismen drogen uit en dan is er geen biomassa meer over

Slide 15 - Quizvraag


Waarom heeft de piramide
van biomassa een
piramidevorm?

Slide 16 - Tekstslide

Populaties
Waarom zit er een maximale grootte aan de omvang van een populatie?
Draagkracht: maximale grootte van een populatie die een ecosysteem kan  handhaven -> anders ontstaat plaag die alles opeet

Waardoor neemt populatiegroei toe?
- Optimale temperatuur
- Groot voedselaanbod
- Veel nestelgelegenheid
- Weinig predatoren
Waardoor neemt populatiegroei af?
- Te koude of te warme temperatuur
- Weinig voedsel
- Veel predatoren
- Veel parasieten / ziekte
De belangrijkste activiteiten van een organisme zijn eten en voortplanten!

Slide 17 - Tekstslide

Welke soort overleeft het beste temperatuurschommelingen?
A
a
B
b
C
c
D
d

Slide 18 - Quizvraag

Hoeveel omnivoren tel je?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 19 - Quizvraag