les klas 2MH voorbereiding toets

Doel van deze les:
- Je kunt de regelmatige werkwoorden op -ir gebruiken.
- Je kunt een Frans werkwoord in de verleden tijd gebruiken
- je gaat de woordjes van  Unité  6 goed leren

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Doel van deze les:
- Je kunt de regelmatige werkwoorden op -ir gebruiken.
- Je kunt een Frans werkwoord in de verleden tijd gebruiken
- je gaat de woordjes van  Unité  6 goed leren

Slide 1 - Tekstslide

Révision
Herhaling

Slide 2 - Tekstslide

Werkwoorden op -IR.

1. Knip de -ir van het werkwoord af:
choisir --> chois.
2. Voeg de uitgangen toe.
Choisir (kiezen)
Je
choisis
Tu
choisis
Il/elle/on
choisit
Nous
choisissons
Vous
choisissez
Ils/elles
choisissent

Slide 3 - Tekstslide

Voltooide tijd
Passé composé

Het voltooid deelwoord van deze werkwoorden eindigt op -i.

J'ai choisi un pull bleu.
Ik heb een blauwe trui gekozen.

Slide 4 - Tekstslide

Werkwoorden op -IR
- Finir (eindigen)
Choisir (kiezen)
Réussir (slagen)
- Rougir (blozen)
- Punir (straffen)
- Obéir (gehoorzamen)
- Grossir (dikker worden)
- Grandir (groeien)

Slide 5 - Tekstslide

Nous ... toujours à nos profs!
Wij gehoorzamen altijd onze docenten!
A
obéissent
B
obéissons

Slide 6 - Quizvraag

Je ... mon livre ce soir.
Ik eindig mijn boek vanavond.
A
finis
B
finit

Slide 7 - Quizvraag

Le prof ... Gabriel.
De docent heeft Gabriel gestraft.
A
punis
B
a puni

Slide 8 - Quizvraag

Présent
Marc et lisa ... (choisir) une boisson.
A
choisissons
B
choisissent
C
choisissez
D
choisis

Slide 9 - Quizvraag

Passé composé
Elle ... (rougir) quand elle t'a vu.
A
a rougis
B
ont rougi
C
as rougi
D
a rougi

Slide 10 - Quizvraag

Hoe zat het ook al weer?
De imparfait vertelt over
A
heden
B
verleden
C
toekomende tijd

Slide 11 - Quizvraag

de stam van een werkwoord (in de imparfait) vind je door:
A
nous-vorm - ons
B
vous vorm - ent
C
vous vorm - er

Slide 12 - Quizvraag

Stap 1: Je neemt de nous-vorm van een werkwoord.
Bijvoorbeeld:
(donner)   donnons
(rester)       restons
(avoir)         avons
(faire)         faisons
(prendre)  prenons
(finir)          finissons

Slide 13 - Tekstslide

Stap 2: Je haalt -ons ervan af
Bijvoorbeeld:
(donner)     donnons
(rester)        restons
(avoir)         avons
(faire)          faisons
(prendre)  prenons
(finir)          finissons

Slide 14 - Tekstslide

Stap 3: achter de stam komen de volgende uitgangen:
(Zie volgende dia)

Slide 15 - Tekstslide

Sleep de uitgangen naar het juiste persoonlijk voornaamwoord. 
je / tu
il / elle / on
nous
vous
ils / elles
-ais
-ait
-ions
-iez
-aient

Slide 16 - Sleepvraag

"

Slide 17 - Tekstslide

Dus:
(donner)             je donnais              = ik gaf
(rester)                tu restais                = jij bleef
(avoir)                  il avait                       = hij had
(faire)                   nous faisions       = wij maakten/deden
(prendre)            vous preniez         = jullie namen/pakten
(finir)                    ils finissaient        = zij eindigden

Slide 18 - Tekstslide

ik speelde
A
Je joue
B
je jouais
C
j'ai joué

Slide 19 - Quizvraag

Hij groeide (grandir)
A
Il grandait
B
il grandissais
C
il grandissait
D
il grandissons

Slide 20 - Quizvraag

ik luisterde naar de muziek
... la musique
A
j'écoute
B
j'écoutait
C
j' écoutions
D
j'écoutais

Slide 21 - Quizvraag

Slide 22 - Video

Van welk werkwoord komen de vormen van de imparfait waar Stromae over zingt?

Slide 23 - Open vraag

Uitzondering: être
Stap 1: Nous vorm = sommes
Stap 2: - ons eraf
Euh....Dat gaat niet :(

DUS: être heeft een andere basis voor de imparfait!

Slide 24 - Tekstslide

De stam van être = ét
Dus:
j'étais               = ik was
tu étais            = jij was
il était               = hij was
nous étions   = wij waren
vous étiez      = jullie waren/u was
ils étaient       = zij waren

Slide 25 - Tekstslide

welke combinatie staat niet in de imparfait?
A
vous aviez
B
tu avais
C
il trouvait
D
nous avons

Slide 26 - Quizvraag

Hoe leer jij je woordjes vooral voor de toets?
niet
ik lees het boek 2x door
ik laat me overhoren
ik gebruik wrts
ik maak leerkaartjes
ik schrijf de woordjes op
ik begin op tijd, en doe een week van tevoren elke dag 5 minuten de woordjes
ik bedenkt ezelsbruggetjes

Slide 27 - Poll

Bonne chance!!

Slide 28 - Tekstslide