2.4 communicatie

• Verzorging
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

Verzorging

bs 2.4 communicatie

Lesdoelen 

Ik kan uitleggen wat

•  het verschil is in verbale- en non-verbale communicatie is
  
• een vooroordeel is 

Verbaal 

Non-verbaal 

    Wat vind je van           deze jongen? 

   Wat vind je van          deze jongen?

Communicatiestoornis

Hoe?

Slecht luisteren 

Slecht horen

Andere cultuur

Lichaamstaal

1. is bang voor spinnen
2. woont in een luxe villa
3. is gek op hamburgers
4. heeft vaak driftbuien
5. moest huilen toen een konijn doodging 

gebarenspel

opdrachten

maak de volgende opdrachten

kleur

geur

geluid

gebaar

zijn dit voorbeelden van communicatie met of zonder woorden?

communicatie met woorden

communicatie zonder woorden

een hartje met een pijl erdoor

een krantenbericht

een smiley in een appje

een sms bericht

een telefoongesprek

Wat is een voorbeeld van een communicatiestoornis?

1. Sara is boos omdat Nadia haar uitschold
2. Dennis praat Engels met zijn vriend uit Amerika
3. Rahi dacht dat Melissa over haar roddelde, maar ze verstond het verkeerd
4. Janice is doof en praat in gebarentaal met haar moeder

Stel: je wil graag een baan bij een chique kapper.
Welke uitstraling kun je dan het beste hebben?

1. 
2. 
3. 
4. 

Waarom zou dit meisje het beste in een chique kapsalon passen?

Waarom zou dit meisje niet zo snel aangenomen worden?

Ook met je kleding maak je een goede of slechte indruk.

Wat zou je aantrekken als je gaat solliciteren als vakkenvuller?

wat kun je beter niet aantrekken als je solliciteert als vakkenvuller?

Wie is aardig en wie niet?

aardig

niet aardig

weet het niet 

Waar had je bij de vorige vraag op gelet om te bepalen of je iemand aardig vond of niet?

Waarom was: 'ik weet het' niet bij alle personen het goede antwoord denk je?

Geef aan of het een vooroordeel is of niet:

Zigeuners noemen zichzelf Roma of Sinti.

1. vooroordeel
2. geen vooroordeel

Geef aan of het een vooroordeel is of niet:

Zigeuners stelen allemaal.

1. vooroordeel
2. geen vooroordeel

Geef aan of het een vooroordeel is of niet:

Buitenlanders zijn lui.

1. vooroordeel
2. geen vooroordeel

Geef aan of het een vooroordeel is of niet:

Buitenlanders komen uit een ander land.

1. vooroordeel
2. geen vooroordeel

Geef aan of het een vooroordeel is of niet:

Alle Polen drinken te veel.

1. vooroordeel
2. geen vooroordeel

Geef aan of het een vooroordeel is of niet:

Afrikanen hebben meestal een donkere huidskleur.

1. vooroordeel
2. geen vooroordeel

Geef aan of het een vooroordeel is of niet:

Voetbalsupporters zijn allemaal relschoppers.

1. vooroordeel
2. geen vooroordeel

Geef aan of het een vooroordeel is of niet:

Limburgers wonen in Limburg.

1. vooroordeel
2. geen vooroordeel

maken 2.4 

blz. 57 t/m 62

opdracht 19,20,22,23,24,25