Burgerschap H3&4

Goedemorgen
Welkom
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
BurgerschapMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Goedemorgen
Welkom

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
- Begrippen oefenen
- Oefentoets H3&4

Slide 2 - Tekstslide

Wat is redelijkheid?
A
Bij een verkoper in discussie gaan voor een goedkopere prijs
B
Met een gezond verstand overleggen
C
Een product dat voor een lange tijd meegaat verkopen
D
Eerlijk zijn

Slide 3 - Quizvraag

Wat is het nettosalaris?
A
Het loon dat je op je bank ontvangt
B
Het loon waar de belasting nog niet vanaf is gehaald

Slide 4 - Quizvraag

Wat zijn krapteberoepen?
A
Beroepen met veel werk gelegenheid
B
Beroepen met weinig werkgelegenheid
C
Beroepen waar er te weinig goed opgeleide mensen zijn
D
Beroepen waar de overheid momenteel op bezuinigd

Slide 5 - Quizvraag

Wat is een ZZP'er?
A
Iemand die op basis van een offerte werkt
B
Iemand met een uitkering
C
Iemand in de ziektebijstand
D
Iemand die tijdelijk in dienst wordt genomen

Slide 6 - Quizvraag

Bij meer vraag op een klein aanbod, stijgt de prijs.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Prijzen kunnen afnemen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quizvraag

Rente kan bij een krediet hoger oplopen dan 12%
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quizvraag

Wat zijn de 3P's?

Slide 10 - Open vraag

Tot welke leeftijd ontvangen ouders kindgebonden budget?

Slide 11 - Open vraag

Wat is het woord voor een product terugbrengen?

Slide 12 - Open vraag

Wat gebeurt er bij schaarste?

Slide 13 - Open vraag

Hoe heet het als er een merk of product getoont wordt in een film of serie?

Slide 14 - Open vraag

Maak nu de oefentoets

Slide 15 - Tekstslide

1 (2pt)
Zorgtoeslag & Kindgebonden budget

Heb je 1 fout, 1pt

Heb je meer dan 1 fout, 0pt

Slide 16 - Tekstslide

2 (1pt)
B, Innovatie

Slide 17 - Tekstslide

3 (2pt)
Je hebt een persoonlijke reden gegeven (1pt)

Je hebt dit uitgelegd met minstens 1 voorbeeld (1pt)

Slide 18 - Tekstslide

4 (1pt)
Als het aantal werkenden groeit, hebben meer mensen inkomsten. Zij kunnen deze inkomsten weer uitgeven. Dit geld wordt uitgegeven aan bedrijven. Die krijgen zo geld binnen en kunnen daarmee weer meer dingen maken of diensten leveren en/of innoveren. Daarvoor zijn weer nieuwe werknemers nodig. De economie blijft zo groeien.

Slide 19 - Tekstslide

5 (1pt)
B. Premie Zorgverzekeringswet

Slide 20 - Tekstslide

6 (2pt)
Geef/kies een standpunt (1pt)
Leg dit uit met een logisch argument (1pt)

Slide 21 - Tekstslide

7 (1pt)
1. stijgen
2. dalen
3. stijgen

1 fout = 0pt

Slide 22 - Tekstslide

8 (1pt)
C. Schaarste

Slide 23 - Tekstslide

9 (1pt)
Bijvoorbeeld:
Fun Coke lijkt vertrouwd, omdat men het overal gezien heeft.
Fun Coke wordt geassocieerd met het drinken van cola.

Slide 24 - Tekstslide

10 (1pt)
A. People

Slide 25 - Tekstslide

Cijfer
Boven de 8 punten = voldoende.


Slide 26 - Tekstslide

Wat heb jij gescoord?
Voldoende
Onvoldoende

Slide 27 - Poll

Rest van de les
Nu Actueel
OF
1. Onderstreep woorden die je nog niet kent uit de begrippen lijsten. Zo weet je wat je nog moet leren.
2. Leer uit het boek/opdrachten van het boek.
3. Ga bezig met een ander vak.

Slide 28 - Tekstslide

Eind van de les
Veel succes met de toets, mochten er nog vragen over iets zijn kun je me altijd een berichtje doen.

Slide 29 - Tekstslide