Toets Hoofdstuk 3

Burgers en stoommachines

De opkomst van de machines
Burgers en stoommachines
voorbereiding SO 3.1 t/m 3.3
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Burgers en stoommachines

De opkomst van de machines
Burgers en stoommachines
voorbereiding SO 3.1 t/m 3.3

Slide 1 - Tekstslide

Toets H3 
Burgers en Stoommachines
de toets bestaat uit 29 vragen. Waarin totaal 42 punten kunnen worden behaald. punten staan achter de vragen. 

lees de vragen rustig en goed door. Weet je niet direct het antwoord sla de vraag dan eerst even over en keer later terug.

Heel veel succes! 

Slide 2 - Tekstslide

16. Zet de juiste begrippen bij de juiste letter (2pt)

Slide 3 - Open vraag

1. Leg uit dat door de uitvinding van de stoommachine de industralisatie op gang kwam? (2pt)

Slide 4 - Open vraag

2. In welk land begon de industriële revolutie? (1pt)
A
Frankrijk
B
Nederland
C
Engeland
D
Duitsland

Slide 5 - Quizvraag

4. Tussen 1800 en 1900 ontstaat er een nieuwe samenleving. Hoe noemen we die nieuwe samenleving? 1pt

Slide 6 - Open vraag

5. Maak de juiste combinaties (3pt)
Liberaal

Socialist
Feminist 

Aletta Jacobs
Gelijkheid
Vrijheid

Slide 7 - Sleepvraag

7. in welk jaar werd de nieuwe grondwet ingevoerd? (1pt)
A
1847
B
1848
C
1849
D
1850

Slide 8 - Quizvraag

8. Wat is de naam van de man die de grondwet schreef? (1pt)

Slide 9 - Open vraag


Gebruik de bron
10. Leg uit dat de houding van deze fabrikant aan de ene kant wél kenmerkend was, en aan de andere kant juist niet.
⇒Leg dit uit.
Doe het zo:
Aan de ene kant kenmerkend, want ...

Aan de andere kant niet kenmerkend, want ...  (2pt)

Slide 10 - Open vraag


Gebruik de bron
11. Op de tekening is op de voorgrond een fabrieksdirecteur te zien met op de achtergrond een aantal arbeiders. De tekenaar komt op voor de arbeiders.


⇒Leg met behulp van twee beeldelementen uit hoe te zien is dat de tekenaar opkomt voor de arbeiders. (2pt)

Slide 11 - Open vraag

13. Hoe wordt deze wet genoemd? (1pt)

Gebruik de bron

Slide 12 - Open vraag

9. Noem twee veranderingen die de grondwetswijziging met zich mee bracht? (2pt)

Slide 13 - Open vraag


Gebruik de bron
12. In artikel 2 worden twee vormen van kinderarbeid genoemd die toegestaan bleven. Toch was het de bedoeling van de wet om kinderen te beschermen tegen werken op jonge leeftijd.
⇒Tegen welke vorm van kinderarbeid was de wet in het bijzonder gericht? (1pt)

Slide 14 - Open vraag

14. Geef 3 redenen waarom kinderarbeid in de 19e eeuw heel normaal was? (3pt)

Slide 15 - Open vraag

15. Geef 2 oorzaken voor de Belgische opstand? (2pt)

Slide 16 - Open vraag

⇒Door wie wordt de uitspraak gedaan?

"Ik kom op voor de belangen van de arbeiders."
A
liberaal
B
socialist
C
feminist

Slide 17 - Quizvraag

Waarom was het vrouwenkiesrecht zo belangrijk voor Aletta Jacobs?

⇒Kies het juiste antwoord.
A
Aletta wilde zelf graag minister worden.
B
Aletta dacht dat vrouwen beter zijn in het kiezen van een nieuwe regering dan mannen.
C
Aletta vond dat vrouwen slimmer zijn dan mannen.
D
Aletta vond dat vrouwen dezelfde rechten als mannen moesten hebben

Slide 18 - Quizvraag

⇒Wat was een gevolg van de industrialisatie in Nederland?
A
een afname van de stedelijke bevolking
B
een toename van het aantal fabrieksarbeiders
C
het verdwijnen van de landbouw
D
een toename van de huisnijverheid

Slide 19 - Quizvraag

Een omschrijving:

Het zijn organisaties die opkomen voor de belangen van de arbeiders.
In de 19e eeuw wilden werkgevers niet dat de arbeiders er lid van waren.

⇒Welk begrip hoort bij de omschrijving?
A
liberale partijen
B
bedrijven
C
vakbonden
D
scholen

Slide 20 - Quizvraag

Een bewering over werken in de fabriek in de 19e eeuw

Het werken in de fabriek was zwaar en gevaarlijk. Toch maakte de regering niet direct wetten met strenge veiligheidsvoorschriften.

A
Deze bewering is juist
B
Deze bewering is onjuist

Slide 21 - Quizvraag

Een bewering over werken in de fabriek in de 19e eeuw

De werkomstandigheden in de fabriek waren ongezond. Toch lieten werkgevers vooral vrouwen en kinderen in de fabriek werken.
A
Deze bewering is juist
B
Deze bewering is onjuist

Slide 22 - Quizvraag

Een stoommachine produceert zelf geen industrieproducten.
A
Deze bewering is juist
B
Deze bewering is onjuist

Slide 23 - Quizvraag

Een stoommachine vereist veel meer technische kennis dan een waterrad.
A
Deze bewering is juist
B
Deze bewering is onjuist

Slide 24 - Quizvraag

Het loon van de arbeiders was laag.

⇒Staat in de volgende zin hiervan een oorzaak of gevolg?

Slecht en eentonig voedsel
A
oorzaak
B
gevolg

Slide 25 - Quizvraag

Welk begrip hoort bij de volgende betekenis:

"Ingrijpende verandering in de productie, waarbij handarbeid werd vervangen door machines."
A
Kapitalisme
B
Handnijverheid
C
Industriële revolutie
D
Monarchie

Slide 26 - Quizvraag

Klaar?? 

lees de alle vragen nog een keer rustig door, 
zodat je zeker weet dat je geen vraag vergeten bent. 

heb je dat gedaan ben je een topper-->
ik kijk naar je antwoorden. 
je mag wat voor je zelf doen, maar je klas genoten niet tot last zijn

Slide 27 - Tekstslide