In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
even testen wat er is blijven plakken
Slide 1 - Tekstslide
WEET JE HET NOG?
nitrietion
acetaation
ammoniumion
hydroxide‑ion
fosfaation
carbonaation
CO32-
PO43-
OH-
NH4+
CH3COO-
NO2-
Slide 2 - Sleepvraag
Is natriumcarbonaat goed oplosbaar in water? (Gebruik Binas tabel 45A)
A
ja
B
nee
Slide 3 - Quizvraag
Sleep de goed oplosbare zouten naar de linkerkant en de slecht oplosbare zouten naar de rechterkant. Als het niet bij "goed" of "slecht" oplosbare zouten hoort, dan laat je het staan. Maak e.v.t. gebruik van Binas.
goed slecht
natriumhydroxide
ammoniak
K2SO3
ijzer(II)chloride
natrium
chloor
HNO3
CaCO3
nitraat
H2O2
PbS
CH3COOH
Slide 4 - Sleepvraag
Geef de oplosvergelijking van zinkbromide
Slide 5 - Open vraag
wat is een zouthydraat ?
A
een zout in kristalwater
B
een zout zonder kristalwater
C
een zout met daarin kristalwater
D
een droog zout dat ingedampt is.
Slide 6 - Quizvraag
Jeroen maalt een gipsen beeldje tot poeder. Hij wil het gemalen gips gebruiken om een nieuw figuurtje te maken. Wat moet hij dan achtereenvolgens doen?
A
gips is watervrij, dus water erbij doen en gebruiken
B
gips is een zouthydraat, dus eerst verhitten om water kwijt te raken
C
gips is een zouthydraat, dus verhitten en daarna water toevoegen om mee te werken
D
gips is een zouthydraat, dus eerst water toevoegen om het op te lossen
Slide 7 - Quizvraag
Wat is de naam van CuSO4 . 5 H2O?
Slide 8 - Open vraag
Nitraat is
A
N 3-
B
(NO2) -
C
(NO3) -
Slide 9 - Quizvraag
Goud(I)ion is
A
Au +
B
Au 3+
C
Au -
Slide 10 - Quizvraag
Ammoniumion is
A
Am +
B
NH3
C
(NH4) +
Slide 11 - Quizvraag
Wat is de formule van Sulfiet
A
S 2-
B
(SO3) 2-
C
(SO4) 2-
Slide 12 - Quizvraag
Geef de vergelijking van het indampen van ijzer(II)chloride
Slide 13 - Open vraag
Geef de vergelijking van het opnemen van kristalwater in kopersulfaat.
Slide 14 - Open vraag
Frits heeft 4,5 gram van een hydraat van koper(II)sulfaat. Hij verhit het zout en heeft na het verhitten nog maar 2,7 gram over. Geef de verhoudingsformule van het zouthydraat.