Oefentoets hoofdstuk 1 Na Klar

   Oefentoets 
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1,2

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

   Oefentoets 

Slide 1 - Tekstslide

Wo wohn... du?
A
wohnst
B
wohnt

Slide 2 - Quizvraag

Woher komm... er?
A
kommt
B
kommst

Slide 3 - Quizvraag

Sie lern... Deutsch!
A
lernt
B
lerne

Slide 4 - Quizvraag

Ich sing... gern!
A
singt
B
singe

Slide 5 - Quizvraag

Was mach... du da?
A
machst
B
macht

Slide 6 - Quizvraag

Ich (kommen) .... aus den Niederlanden

Slide 7 - Open vraag

Wir (singen) .... ein Lied.

Slide 8 - Open vraag

Marco (spielen) ...... draußen.

Slide 9 - Open vraag

Ihr (wohnen) ...... in Deutschland.

Slide 10 - Open vraag

Wie (heißen) ..... du?

Slide 11 - Open vraag

(tanzen) ..... du gern?

Slide 12 - Open vraag

(reisen) .... Sie mit dem Bus, Frau Müller?

Slide 13 - Open vraag

Er (küssen) .... seine Freundin.

Slide 14 - Open vraag

Ich (kennen) .... deinen Bruder.

Slide 15 - Open vraag

Wo sind die Kinder? (Spielen) .... sie Fußball?

Slide 16 - Open vraag

Vertaal het persoonlijk voornaamwoord:
(Hij) ... hat vier Geschwister.

Slide 17 - Open vraag

Vertaal het persoonlijk voornaamwoord:
(Ik) ... bin 13 Jahre alt.

Slide 18 - Open vraag

Vertaal het persoonlijk voornaamwoord:
(Zij) ... ist sehr nett.

Slide 19 - Open vraag

Vertaal het persoonlijk voornaamwoord:
Warum bist (jij) ... so traurig?

Slide 20 - Open vraag

Vertaal het persoonlijk voornaamwoord:
Woher kommt (jullie) ...?

Slide 21 - Open vraag

Schrijf het getal voluit in het Duits: 5

Slide 22 - Open vraag

Schrijf het getal voluit in het Duits: 9

Slide 23 - Open vraag

Schrijf het getal voluit in het Duits: 0

Slide 24 - Open vraag

Schrijf het getal voluit in het Duits: 12

Slide 25 - Open vraag

Schrijf het getal voluit in het Duits: 16

Slide 26 - Open vraag

Schrijf het getal voluit in het Duits: 20

Slide 27 - Open vraag

Vertaal het woord naar het Nederlands:
die Freundschaft

Slide 28 - Open vraag

Vertaal het woord naar het Nederlands:
das Mädchen

Slide 29 - Open vraag

Vertaal het woord naar het Nederlands:
das Bundesland

Slide 30 - Open vraag

Vertaal het woord naar het Nederlands:
schön

Slide 31 - Open vraag

Vertaal het woord naar het Nederlands:
auch

Slide 32 - Open vraag

Vertaal het woord naar het Nederlands:
brauchen

Slide 33 - Open vraag

Vertaal het woord naar het Nederlands:
zwischen

Slide 34 - Open vraag

Vertaal het woord naar het Nederlands:
wichtig

Slide 35 - Open vraag

Vertaal de zin naar het Duits:
Hoe heet jij?

Slide 36 - Open vraag

Vertaal de zin naar het Duits:
Ik ben veertien jaar oud.

Slide 37 - Open vraag

Vertaal de zin naar het Duits:
Waar woon je?

Slide 38 - Open vraag

Vertaal de zin naar het Duits:
Ik kom uit Nederland.

Slide 39 - Open vraag

Vertaal de zin naar het Duits:
Ik heb een broer.

Slide 40 - Open vraag

Vertaal de zin naar het Duits:
Ik ben enig kind.

Slide 41 - Open vraag

Vertaal de zin naar het Duits:
Mijn zus is aardig.

Slide 42 - Open vraag

Vertaal de zin naar het Duits:
Ik ben nooit op tijd.

Slide 43 - Open vraag

Vertaal de vraagwoorden in het Duits:
(Waar) liegt Lübeck?

Slide 44 - Open vraag

Vertaal de vraagwoorden in het Duits:
(Wie) ist gut in Sport?

Slide 45 - Open vraag

Vertaal de vraagwoorden in het Duits:
(Waar vandaan) kommt Ilse?

Slide 46 - Open vraag

Vertaal de vraagwoorden in het Duits:
(Hoe) findest du Deutsch?

Slide 47 - Open vraag

Vertaal de vraagwoorden in het Duits:
(Wanneer) beginnt die Pause?

Slide 48 - Open vraag