1.2 personal & possessive pronouns

• Engels
• Middelbare school
• mavo, havo
• Leerjaar 1

Persoonlijke voornaamwoorden zijn..

1. I, you, he/she/it, we, they, you
2. My, mine, yours, theirs
3. What, who, where, when, why

Persoonlijke voornaamwoorden geven aan..

1. van wie iets is
2. over wie iets gaat
3. voor wie iets is

Persoonlijk voornaamwoord:
... like school. (ik)

1. i
2. I
3. you
4. we

Persoonlijk voornaamwoord:
... is from Curacao. (zij)

1. she
2. they
3. he
4. we

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
Susan

1. he
2. we
3. you
4. she

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
dog

1. he
2. it
3. you
4. I

Bezittelijke voornaamwoorden geven aan..

1. voor wie iets is
2. over wie iets gaat
3. van wie iets is

Wat is het Engelse bezittelijke voornaamwoord voor 'mijn'

1. my
2. her
3. our
4. their

bezittelijk voornaamwoord: jouw

1. my
2. her
3. your
4. their

Bezittelijk voornaamwoord:
ons / onze

1. us
2. we
3. our
4. hour

Bezittelijke voornaamwoorden

This is ... pen.

1. his
2. his
3. of his

Bezittelijke voornaamwoorden

These are friends ... .

1. our
2. ours
3. of ours

Bezittelijke voornaamwoorden

Those glasses are ... .

1. your
2. yours
3. of yours

Bezittelijke voornaamwoorden

That book is ... .

1. my
2. mine
3. of mine

(zij) ___ is walking the dog

(zij) ___ are going to a party together

is (het) ___ raining outside?

The pink bag is not ____ (de mijne)

(mijn) ___ cat is very friendly towards people

is it ___ (hen) you wanted to talk to?