m3 h5 verkleinwoorden en afkortingen

mavo 3
afkortingen en verkleinwoorden
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

mavo 3
afkortingen en verkleinwoorden

Slide 1 - Tekstslide

verkleinwoord
een verkeinwoord maak je door 
-je/ -kje/ -pje/ -tje of -etje 
achter het zelfstandig naamwoord te zetten.

Slide 2 - Tekstslide

verkleinwoord 
hand/ handje
ring/ ringetje
broer/ broertje
raam/ raampje

Slide 3 - Tekstslide

Verkleinwoorden
LET OP:
ZNW die eindigen op één lange klinker zoals:
pyjama/ pyjamaatje -- auto/ autootje
tosti/ tostietje -- saté / sateetje 

Slide 4 - Tekstslide

afkortingen
Afkortingen van namen (van bedrijven, organisaties, en landen) 
schrijf je met HOOFDLETTERS: BMW/ PSV/ UK
afkortingen die je uitspreekt als hele woorden schrijf je met kleine letters en punten: a.u.b. / m.a.w. / z.o.z. 
de meeste andere afkortingen schrijf je met kleine letters en zonder punten: sms/ pin/ cv 

Slide 5 - Tekstslide

noteer de afkorting:
rooms-katholieke

Slide 6 - Open vraag

noteer het verkleinwoord:
lolly

Slide 7 - Open vraag

Wat is de juiste spelling?
bijvoorbeeld
A
bijv.
B
bv
C
BIJV
D
BV.

Slide 8 - Quizvraag

noteer het verkleinwoord:
duo

Slide 9 - Open vraag

noteer de afkorting:
groente- fruit- en tuinafval

Slide 10 - Open vraag

Wat is de juiste spelling?

A
scentje
B
scèneetje
C
scènepje
D
scènetje

Slide 11 - Quizvraag

noteer de afkorting:
met uitzondering van

Slide 12 - Open vraag

Wat is de juiste spelling?

A
albummetje
B
albumpje
C
albumtje
D
albumje

Slide 13 - Quizvraag

noteer het verkleinwoord:
stem

Slide 14 - Open vraag

noteer de afkorting:
zo spoedig mogelijk

Slide 15 - Open vraag

wat is de juiste spelling?

A
dingje
B
dingkje
C
dingetje
D
dingpje

Slide 16 - Quizvraag

noteer de afkorting:
Nederlands Spoorwegen

Slide 17 - Open vraag

noteer het verkleinwoord:
kinderstoel

Slide 18 - Open vraag

Wat is de juiste spelling?
zo goed als nieuw
A
zgan
B
z.g.a.n.
C
ZGAN
D
Z.G.A.N.

Slide 19 - Quizvraag

noteer de afkorting:
onder andere

Slide 20 - Open vraag

noteer de afkorting:
voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs

Slide 21 - Open vraag

Wat is de juiste spelling?
personal computer
A
p.c.
B
pc
C
PC
D
P.C.

Slide 22 - Quizvraag

noteer het verkleinwoord:
zalm

Slide 23 - Open vraag

noteer de afkorting:
kilogram

Slide 24 - Open vraag

Wat is de juiste spelling?
in geval van
A
i.g.v.
B
IGV
C
I.G.V.
D
igv

Slide 25 - Quizvraag

noteer de afkorting:
Bayerische Motoren Werke

Slide 26 - Open vraag

noteer de afkorting:
te koop

Slide 27 - Open vraag

Wat is de juiste spelling?
met uitzondering van
A
m.u.v.
B
muv
C
MUV
D
M.U.V.

Slide 28 - Quizvraag