Ongelijkheid en emancipatie

Ongelijkheid en emancipatie 
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 7 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Ongelijkheid en emancipatie 

Slide 1 - Tekstslide

Aan het eind van de les kun je
Uitleggen wat er word bedoelt met censuskiesrecht
UItleggen wat Liberalen zijn 
UItleggen wat we bedoelen met een districtenstelsel

Slide 2 - Tekstslide

Wie mocht er na 1848 de leden van de Tweede kamer kiezen?
A
Alle inwoners van Nederland
B
Alle mannelijke inwoners van Nederland
C
Alle inwoners van Nederland die voldoende belasting betaalden.
D
De Provinciale Staten

Slide 3 - Quizvraag

IN DE GRONDWET VÓÓR 1848
IN DE GRONDWET VANAF 1848
Vrijheid van godsdienst
Vrijheid van meningsuiting
Vrijheid van onderwijs
Vrijheid van drukpers
Vrijheid van vereniging en vergadering

Slide 4 - Sleepvraag

Wie was koning van Nederland tijdens het Revolutiejaar?
A
Lodewijk Napoleon
B
Willem I
C
Willem II
D
Willem III

Slide 5 - Quizvraag

Welke landen horen bij het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden?
A
Nederland, België en Luxemburg
B
Nederland, Luxemburg en Spanje
C
België en Luxemburg
D
Nederland, België en Duitsland

Slide 6 - Quizvraag

Welk land wilde Luxemburg kopen in 1867?
A
Duitsland
B
Frankrijk
C
Nederland

Slide 7 - Quizvraag

De Luxemburgse kwestie ging over:
A
onschendbaarheid van de koning
B
het recht van initiatief
C
het recht van amendement
D
ministeriële verantwoording

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Video

vragen paragraaf 1
  1. Wat was de machtsverhouding tussen koning en parlement voor 1848?
  2. Wat veranderde er met de grondwet van 1848
  3. Hoe werd het parlement echt de baas in Nederland
timer
5:00

Slide 10 - Tekstslide

Situatie grondwet na 1848
  • Er was sprake van Censuskiesrecht. Alleen mensen die belasting betalen (dus rijke mannen) mogen stemmen
  • Vrouwen hebben nog geen stemrecht dus alleen rijke mannens stemmen
  • Ongeveer 11% van de mannen mag maar stemmen 




Slide 11 - Tekstslide

Liberalen
Veel rijke mannen stemmen voor hun eigen club -> andere rijke mannen 
Hierdoor kregen de liberalen de overhand in het parlement en dus de macht

Slide 12 - Tekstslide

Liberalen 
vrijheid burgers heel belangrijk 
Overheid moet zich zo min mogelijk met de samenleving bemoeien 
Alleen zorgen voor orde en veiligheid

Slide 13 - Tekstslide

Situatie grondwet na 1848
  • Naast Censuskiesrecht was er ook een Districtenstelsel


  • Elk district kiest zijn eigen

     vertegenwoordiger voor

     het parlement → Voor elk district is
      er een zetel in de 2e kamer 



Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Aan het werk...
Je gaat vraag 1 tot en met 5 maken op bladzijde 9 in je werkboek.
Klaar?
laat het controleren door meneer 

Slide 16 - Tekstslide

Vraag paragraaf 2
- Hoe werd in 1848 de Tweede Kamer gekozen?

Slide 17 - Tekstslide

2.2 Het kiesrecht breidt zich uit 1848-1887

Slide 18 - Tekstslide

aan het eind van de les kun je uitleggen
Waar de Socialisten voor strijden
Waar liberalen voor strijden
Wat confessionelen zijn 

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

 DRIE POLITIEKE GROEPEN
  • LIBERALEN: vrijheid staat centraal

  • SOCIALISTEN: iedereen is gelijk, regering moet zorgen voor betere leef- en werkomstandigheden van de arbeiders

  • CONFESSIONELEN: geloof is belangrijk (protestanten en katholieken)

Slide 21 - Tekstslide

Waarom ontstaan politieke partijen?
  • Katholieken voelen zich achtergesteld. Zij strijden voor emancipatie: gelijke rechten als protestanten

  • Socialisten willen de sociaal zwakkeren helpen.

  • Tegen de ideeën van de Liberalen  (vooral protestanten)

Slide 22 - Tekstslide

Liberalen

  • 1885: Liberale Unie
  • Nachtwakersstaat: overheid zorgt alleen voor orde en veiligheid
  • Economie helemaal vrij laten
  • Sociale wetten kosten teveel geld
  • "hogere burgerij": advocaten, dokters, rijke handelaren
  • Rechts in de politiek

Slide 23 - Tekstslide

Protestanten
  • 1879: A.R.P.: Kuyper

  • "kleine luyden" : boeren, arbeiders, kleine winkeliers


  • kiesrecht voor het mannelijke hoofd van het gezin

Slide 24 - Tekstslide

Socialisten
  • 1894: S.D.A.P.
  • Troelstra
  • Overheid moet er alles aan doen om arbeiders te beschermen
  • Betere arbeidersomstandigheden (o.a. meer loon)
  • Om dit te bereiken: strijd voor algemeen kiesrecht (ook met stakingen en demonstraties)
  • Links in de politiek

Slide 25 - Tekstslide

Katholieken
  • Protestantisme was het officiële geloof in Nederland
  • Katholieken achtergesteld
  • 1926: Schaepman: R.K.S.P.
  • Limburg, Noord-Brabant

Slide 26 - Tekstslide


Caoutchouc-artikel
1887



  • De 'rubberen regel' komt in de Grondwet, waarbij het kiesrecht wordt gegeven aan volwassen mannen 'die daarvoor geschikt zijn'.
  • Dat klinkt vaag, en dat was ook de bedoeling: de eisen konden steeds worden verlaagd. Aan deze 'rubberen' flexibiliteit dankt het artikel haar naam.

Slide 27 - Tekstslide

caouthcouc-artikel 
kiesrecht geven aan mensen die een bepaald bedrag aan huur betalen 
Kiesrecht aan mensen die een bepaald inkomen hadden 

Gevolg : 1913 : 65% mannen mag stemmen 

Slide 28 - Tekstslide


Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Video

Emancipatie
tweede helft 19e eeuw: arbeiders, protestanten en katholieken voelen zich achtergesteld 
ze willen gelijke rechten - Emancipatie 

Slide 31 - Tekstslide

Zuilen 
Mensen voelen zich alleen thuis in eigen groep

Daarom heeft elke club ( bvb socialisten of protestanten ) zijn eigen vereniging

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Video

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Video

Eigen rechten 
Vanuit groepen komen arbeiders, protestanten en katholieken op voor belangen

Hebben ook eigen vakbonden, kranten, radio omroepen
Dit noemen we verzuiling

Slide 38 - Tekstslide

SDAP (Sociaal Democratische Arbeiders Partij)
ARP (Anti-Revolutionaire Partij)

Slide 39 - Tekstslide

RKSP (Rooms-Katholieke Staatspartij)
Vrijheidsbond

Slide 40 - Tekstslide

Maarten Luther
De protestantse zuil kun je vaak herkennen aan het gebruik van namen van personen die (in de geschiedenis) belangrijk voor de protestantse kerk waren.
Christelijke Werklieden Vereeniging
De protestantse zuil gebruikt vrijwel altijd de termen: Christelijk of Protestants-Christelijk
Stoere arbeider
De arbeider wordt hier 'stoer' afgebeeld: gespierd met opgestroopte mouwen.
Klok
De klok is het symbool van zowel een nieuwe dag, als het oproepen om gehoor te geven aan de oproep van de arbeiders beweging.
Opkomende zon
Dit is het teken van een nieuwe dag: een nieuw en positief begin.

Slide 41 - Tekstslide

Pieter Jelles Troelstra (SDAP)
Ferdinand Domela Nieuwenhuis (SDB)

Slide 42 - Tekstslide

Herman Schaepman (Algemeene Bond van RK-kiesverenigingen)
Abraham Kuyper (ARP)

Slide 43 - Tekstslide

Johan Rudolf Thorbecke (Liberalen)

Slide 44 - Tekstslide

De schoolstrijd
Belangrijk conflict over het onderwijs
Openbaar vs Bijzonder  onderwijs

Slide 45 - Tekstslide

Openbaar Onderwijs

Openbare scholen

Onderwijs volgens vaste staatsregels

Staat betaalt wel
Bijzonder Onderwijs

Katholieke en protestante scholen

Onderwijs volgens regels eigen godsdienst 

Staat betaalt niet

Slide 46 - Tekstslide

Slide 47 - Video

vragen paragraaf 2
-Hoe breidde het kiesrecht zich tussen 1848 en 1887 uit?
- Hoe kwamem de socialisten op voor hun rechten?

Slide 48 - Tekstslide

KEIHARD AAN HET WERK
Afmaken paragraaf 2.3 + de verdieping 

Slide 49 - Tekstslide