H5.1 Nieuwe steden

De stad in de Middeleeuwen
Nieuwe steden



Geschiedenis - Basis 1
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

De stad in de Middeleeuwen
Nieuwe steden



Geschiedenis - Basis 1

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...
...je kent de begrippen burgemeester, schepenen, schout, stadsrechten, gemeenteraad en wethouder. (R)
...je kan uitleggen waardoor er rond 1000 nieuwe steden ontstonden. (T1)
...je kan uitleggen wie de baas was in de Middeleeuwse stad. (T1)

Slide 2 - Tekstslide

Toenemende handel
Rond 1000 gaat het beter met de landbouw. Boeren hadden geleerd: 
  1. Het land te bemesten.
  2. Betere werktuigen te gebruiken.
Het gevolg hiervan was dat de oogsten groter werden. 
landbouw
Alles dat te maken heeft met het verbouwen van gewassen (zoals graan, appels, bonen, etc. wat we akkerbouw noemen) en het houden van dieren (wat we veeteelt noemen).
oogst
Als planten rijp zijn om te plukken kan je ze oogsten. Je zorgt dan dat je ze opslaat om later te kunnen eten of om te verwerken tot ander voedsel.
werktuigen
Handige hulpmiddelen die je kan gebruiken om iets te maken. Zoals een hamer of een beitel of een ploeg. 

Slide 3 - Tekstslide

Toenemende handel
Als de oogsten groter worden, hoef je niet alles voor jezelf te houden. Je kan dan een deel verkopen op de markt. Met het geld dat je daarmee verdiende kon je spullen kopen die je zelf niet kon maken. 
Het gevolg was dat de handel toeneemt. 
oogst
Als planten rijp zijn om te plukken kan je ze oogsten. Je zorgt dan dat je ze opslaat om later te kunnen eten of om te verwerken tot ander voedsel.
markt
Plek in de stad waar ik producten kan kopen en verkopen.
handel
Het kopen en verkopen van producten.

Slide 4 - Tekstslide

Toenemende handel
Ook was het veiliger geworden in Europa. Het gevolg daarvan was dat handelaren makkelijker en verder konden reizen.
Je kon dan stoffen uit Engeland kopen, wijn uit Frankrijk en zijde uit China. En nog heel veel meer.
gevolg
Dingen die gebeuren door iets anders.

Slide 5 - Tekstslide

Zet in de goede volgorde.
Je ziet zinnen over het groeien van de handel. Wat gebeurt na elkaar?
Weinig handel
Handel groeit
Boeren gaan betere werktuigen gebruiken.
Kooplieden verdienen geld door producten te verkopen.
Boeren verkopen producten op de markt.
Boeren houden producten over.
Boeren hebben geld om producten te kopen
De oogsten worden groter.
Boeren bemesten het land.

Slide 6 - Sleepvraag



Een goede plek


Tussen de reizen door hadden handelaren een plek nodig om te wonen en hun producten op te slaan. Ze hadden een aantal eisen:
  • Het moest bij een kruispunt van wegen en rivieren zijn (dan kwamen er veel mensen voorbij).
  • Het moest er veilig zijn (dus in de buurt van een kasteel of klooster).
Op deze plekken ontstonden dan nieuwe steden. De mensen in de stad noemen we burgers
producten
Ander woord voor spullen.
eisen
Dingen die je wilt.
burgers
De mensen die in een stad wonen.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Een goede plek
Waar die stad lag was de edelman de baas. Hij had dat stuk land te leen gekregen van de koning! Iedereen moest hem dus gehoorzamen, maar de burgers van de stad wilden zelf de baas zijn. Daarom vroegen ze om stadsrechten
  • Dit zijn afspraken tussen de heer en de stad. 
  • Het recht om zelf de stad te besturen.
  • Het recht om een muur om de stad te bouwen.
  • De plicht om belasting te betalen aan de heer.
  • De plicht om de heer bij een oorlog te helpen.
recht
Dingen die je mag.
plicht
Dingen die je moet.
stadsrechten
Het recht van een stad op een eigen bestuur.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Slide 11 - Video

De schout, schepenen en burgemeester
De baas van de stad was de burgemeester. Hij maakte samen met de raad de regels in een stad. 
Het hoofd van de politie in een stad was de schout. Hij was het hoofd van de rakkers én van de schepenen. De schepenen waren een soort rechters. Zij bepaalden welke straf een misdadiger kreeg.
raad
Groep mensen die advies geeft aan iemand.
burgemeester
Voorzitter van de adviesraad en het hoofd van een stad.
schout
Hij liet misdadigers (criminelen) opsporen en klaagde ze aan bij de schepenen.
schepenen
Zij bepaalden de straf voor een misdaad.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Wat is wat?
Dikgedrukt = een begrip
schuin = moeilijk woord

uitleg van begrip
Hierin staat de uitleg van het begrip. Schrijf het begrip en de betekenis op in je schrift.
uitleg van moeilijk woord
Hierin staat de uitleg van het moeilijke woord. Schrijf het op in je schrift.
uitleg
Hierin staat de uitleg over een bepaald onderwerp.

Slide 15 - Tekstslide

Wat betekend het woord:
oogst
A
Dat je ogen hebt.
B
Dat je planten die rijp zijn plukt.
C
Dat je sneller moe bent.
D
Dat je sneller wakker bent.

Slide 16 - Quizvraag

Door welke twee dingen worden de oogsten groter?
A
Boeren gebruiken de mest en betere werktuigen.
B
Boeren gebruiken de mest en handelen.
C
Boeren handelen en zijn slimmer.
D
Boeren gebruiken betere werktuigen en zijn slimmer.

Slide 17 - Quizvraag

Waar verkoopt de boer de oogst die hij overhoudt?
A
Hij bewaard die voor het volgende jaar.
B
Hij verkoopt die aan de heer.
C
Hij verkoopt die op de markt.
D
Hij verkoopt die aan zijn zoon.

Slide 18 - Quizvraag

Wat betekend het woord:
handel
A
Dat je spullen verkoopt.
B
Dat je spullen koopt.
C
Dat je spullen nodig hebt.
D
Dat je spullen koopt en verkoopt.

Slide 19 - Quizvraag

Wat zijn oorzaken van de toenemende handel?
A
Het werd veiliger om te reizen.
B
Het ging beter met de landbouw.
C
Er ontstonden steden.
D
Kooplieden maakten meer winst.

Slide 20 - Quizvraag

Wat zijn gevolgen van de toenemende handel?
A
Het werd veiliger om te reizen.
B
Het ging beter met de landbouw.
C
Er ontstonden steden.
D
Kooplieden maakten meer winst.

Slide 21 - Quizvraag

Wat betekend het begrip:
burgemeester
A
Hij is de baas van de stad.
B
Hij is de baas van de boeren.
C
Hij is de baas over een stuk land.
D
Hij is de baas van een land.

Slide 22 - Quizvraag

Wat betekend het begrip:
schepenen
A
Zij zijn de politie in de stad.
B
Zij bepalen de handel.
C
Zij bepalen de oogst.
D
Zij bepalen welke straf je krijgt.

Slide 23 - Quizvraag

Wat betekend het begrip:
schout
A
Hij is het hoofd van de burgers in de stad.
B
Hij is het hoofd van de politie in de stad.
C
Hij is het hoofd van het land.
D
Hij is het hoofd van een gebied.

Slide 24 - Quizvraag

Wat betekend het begrip:
stadsrechten
A
Het recht van een stad op een stuk land.
B
Het recht van een stad om een markt te houden.
C
Het recht van een stad op eigen bestuur.
D
Het recht van een stad om te poepen.

Slide 25 - Quizvraag

Zet in de goede volgorde.
Je ziet zinnen over het groeien van de handel. Wat gebeurt na elkaar?
Weinig handel
Handel groeit
Boeren gaan betere werktuigen gebruiken.
Kooplieden verdienen geld door producten te verkopen.
Boeren verkopen producten op de markt.
Boeren houden producten over.
Boeren hebben geld om producten te kopen
De oogsten worden groter.
Boeren bemesten het land.

Slide 26 - Sleepvraag

Zet in de goede volgorde.
De zinnen gaan over het ontstaan van steden. Zet ze in de goede volgorde.
De graaf geeft de stad stadsrechten.
De graaf is de baas over de bewoners van de stad.
De burgers willen eigen baas zijn in de stad.
De stad wordt rijk.
In het gebied van de graaf ontstaat een stad.

Slide 27 - Sleepvraag

Begrippen uit deze les
  • Burgemeester
  • Schepenen
  • Schout
  • Stadsrechten

  • plicht
  • recht
  • handel
  • oogst
  • landbouw

Slide 28 - Tekstslide

Wat betekend het begrip:
burgemeester
A
Hij is de baas van de stad.
B
Hij is de baas van de boeren.
C
Hij is de baas over een stuk land.
D
Hij is de baas van een land.

Slide 29 - Quizvraag

Wat betekend het begrip:
schepenen
A
Zij zijn de politie in de stad.
B
Zij bepalen de handel.
C
Zij bepalen de oogst.
D
Zij bepalen welke straf je krijgt.

Slide 30 - Quizvraag

Wat betekend het begrip:
schout
A
Hij is het hoofd van de burgers in de stad.
B
Hij is het hoofd van de politie in de stad.
C
Hij is het hoofd van het land.
D
Hij is het hoofd van een gebied.

Slide 31 - Quizvraag

Wat betekend het begrip:
stadsrechten
A
Het recht van een stad op een stuk land.
B
Het recht van een stad om een markt te houden.
C
Het recht van een stad op eigen bestuur.
D
Het recht van een stad om te poepen.

Slide 32 - Quizvraag

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 33 - Open vraag

Stel 1 vraag over de lesstof die je niet goed hebt begrepen.

Slide 34 - Open vraag