Ga de volgende zinnen ontleden! (pv, ow, gez, lijdvw, meevw, bijw bep.)
1. Teun gaf weer drie kattensnoepjes aan de poes.
2. Morgen gaan Fred en Olav misschien naar de Historic Grand Prix.
3. Met wie gaat Roy zaterdag toch tennissen?
4. De EHBO´ er prikte tijdens de wandelvierdaagse honderden blaren door.
5. Roer de eieren door het beslag.