1TOP havo H1+H2 Woorden oefenso

H1+H2 +H3 Woorden oefenso
We gaan kijken of je de woordjes van H1 + H2+ H3 al een beetje kent. 
Het is natuurlijk heel handig om thuis dit so te maken, want je kan je boek ernaast houden. 
Toch vraag ik je om alles aan de kant te leggen en het so serieus te maken. Als we weer naar school gaan, krijg je een echt so en dan kun je ook niet spieken. 
SUCCES!
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

H1+H2 +H3 Woorden oefenso
We gaan kijken of je de woordjes van H1 + H2+ H3 al een beetje kent. 
Het is natuurlijk heel handig om thuis dit so te maken, want je kan je boek ernaast houden. 
Toch vraag ik je om alles aan de kant te leggen en het so serieus te maken. Als we weer naar school gaan, krijg je een echt so en dan kun je ook niet spieken. 
SUCCES!

Slide 1 - Tekstslide

Woorden + betekenis
Geef van de woorden steeds de juiste betekenis. 
Je mag het in je eigen woorden doen, maar zorg wel dat de betekenis zoveel mogelijk overeenkomt met datgene wat in het lesboek staat. 

Je hoeft niet in hele zinnen te antwoorden. 

Slide 2 - Tekstslide

1. Geef de betekenis van:
aarzelen

Slide 3 - Open vraag

2. Geef de betekenis van:
bewust

Slide 4 - Open vraag

3. Geef de betekenis van:
controle

Slide 5 - Open vraag

4. Geef de betekenis van:
formuleren

Slide 6 - Open vraag

5. Geef de betekenis van:
het object

Slide 7 - Open vraag

6. Geef de betekenis van:
zich bekommeren om

Slide 8 - Open vraag

7. Geef de betekenis van:
de perfectionist

Slide 9 - Open vraag

8. Geef de betekenis van:
de strategie

Slide 10 - Open vraag

9. Geef de betekenis van:
aantrekkelijk

Slide 11 - Open vraag

10. Geef de betekenis van:
hectisch

Slide 12 - Open vraag

11. Geef de betekenis van:
kennisnemen van

Slide 13 - Open vraag

12. Geef de betekenis van:
de rookwaar

Slide 14 - Open vraag

13. Geef de betekenis van:
verantwoord

Slide 15 - Open vraag

14. Geef de betekenis van:
isoleren

Slide 16 - Open vraag

15. Geef de betekenis van:
de remedie

Slide 17 - Open vraag

16. Geef de betekenis van:
veroorzaken

Slide 18 - Open vraag

17. Geef de betekenis van:
de gestalte

Slide 19 - Open vraag

18. Geef de betekenis van:
de omvang

Slide 20 - Open vraag

19. Geef de betekenis van:
radeloos

Slide 21 - Open vraag

20. Geef de betekenis van:
volbrengen

Slide 22 - Open vraag

21. Geef de betekenis van:
zich ontpoppen als

Slide 23 - Open vraag

22. Geef de betekenis van:
ten minste

Slide 24 - Open vraag

Betekenis + woord
Geef van de betekenis steeds het juiste woord. 

Je hoeft niet in hele zinnen te antwoorden. 

Slide 25 - Tekstslide

1. Geef het woord bij de betekenis:
zeggen dat iets klopt

Slide 26 - Open vraag

2. Geef het woord bij de betekenis:
helpen

Slide 27 - Open vraag

3. Geef het woord bij de betekenis:
achteloos, onverschillig

Slide 28 - Open vraag

4. Geef het woord bij de betekenis:
eerzuchtig, met een verlangen om hogerop te komen

Slide 29 - Open vraag

5. Geef het woord bij de betekenis:
vol enthousiasme

Slide 30 - Open vraag

6. Geef het woord bij de betekenis:
heel plotseling

Slide 31 - Open vraag

7. Geef het woord bij de betekenis:
de juiste oplossing hebben, gelijk hebben

Slide 32 - Open vraag

8. Geef het woord bij de betekenis:
iets waardoor je iets doet wat je eigenlijk niet mag of wilt

Slide 33 - Open vraag

9. Geef het woord bij de betekenis:
afwisselend

Slide 34 - Open vraag

10. Geef het woord bij de betekenis:
in de buurt gelegen

Slide 35 - Open vraag

11. Geef het woord bij de betekenis:
beschikbaar of voorradig zijn

Slide 36 - Open vraag

12. Geef het woord bij de betekenis:
nauwelijks, bijna niet, bijna geen

Slide 37 - Open vraag

13. Geef het woord bij de betekenis:
als je beter kijkt of nadenkt

Slide 38 - Open vraag

14. Geef het woord bij de betekenis:
aan het eind, tot slot

Slide 39 - Open vraag

15. Geef het woord bij de betekenis:
uitvoeren

Slide 40 - Open vraag

16. Geef het woord bij de betekenis:
1 aan de zijkant/ 2 behalve

Slide 41 - Open vraag

17. Geef het woord bij de betekenis:
ook

Slide 42 - Open vraag