RD les 6 4H 2.2 opdracht en Uitleg PO

RECHTSTAAT EN DEMOCRATIE
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

RECHTSTAAT EN DEMOCRATIE

Slide 1 - Tekstslide

Programma

  • Opdracht bij 2.2 afronden
  • Uitleg over PO " Vaardigheden in beeld"
  • PO stap 1 en 2

Slide 2 - Tekstslide

OPDRACHT BIJ 2.2: 8 vragen corrigeren

Slide 3 - Tekstslide

zin 1: noteer de fouten en daarachter de verbetering

"In 1815 keerde Willem V terug naar de Nederlanden om daar keizer te worden. Hij zwoer trouw aan de verklaring van de rechten van de Mens en werd geadviseerd door de Staten van Holland"

Slide 4 - Open vraag

zin 2: noteer de fouten en daarachter de verbetering

"In het koninkrijk der Lage Landen werd de tweede Kamer gekozen door middel van censuskiesrecht, dus door burgers van 18 jaar en ouder. Dit gebeurde door het 'one man one vote' principe."

Slide 5 - Open vraag

zin 3: noteer de fouten en daarachter de verbetering

"Van 1815 tot 1848 werd de Eerste Kamer door de ministers gekozen. Daarmee was Nederland een representatieve democratie geworden. De koning legde verantwoording aan de ministers af"

Slide 6 - Open vraag

zin 4: noteer de fouten en daarachter de verbetering

"Koning Willem I regeerde het liefst door wetsvoorstellen te doen aan de Eerste Kamer. Deze mocht geen wetsvoorstellen goedkeuren of afkeuren"

Slide 7 - Open vraag

zin 5: noteer de fouten en daarachter de verbetering

"In 1848 schreef de koning een nieuwe grondwet omdat hij in 24 uur van liberaal conservatief was geworden. De oorzaak was de stabiele situatie in het land"

Slide 8 - Open vraag

zin 6: noteer de fouten en daarachter de verbetering

"De grondwet van 1848 versterkte de macht van de koning en verzwakte de macht van het parlement. Het censuskiesrecht werd afgeschaft. Ministers kregen het recht van meningsuiting en drukpers"

Slide 9 - Open vraag

zin 7: noteer de fouten en daarachter de verbetering

"1848: de koning maakte voortaan de wetten, her parlement controleerde of iedereen zich aan de wetten hield en er waren rechters die de wetten uitvoerden. Het parlement kreeg voor het eerst het recht van initiatief"

Slide 10 - Open vraag

zin 8: noteer de fouten en daarachter de verbetering

"Vanaf 1848 waren de ministers onschendbaar, zij droegen koninklijke verantwoordelijkheid. Dat wil zeggen dat het parlement verantwoordelijk was voor alles wat er door de koning werd gezegd."

Slide 11 - Open vraag


Geschiedenis zet je aan het denken...
Bekijk het volgende filmpje
Dit is een introductie van de PO
"Vaardigheden in beeld"

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Link

1) Ga naar ELO opdrachten.

Klik op:"4H P4 PO thema II "Vaardigheden in beeld"

Bij de opdracht zitten 2 bijlagen. 
Open de bijlage:
4H THEMA 2 - Vaardigheden in Beeld V3.docx

2) Kijk in je boek p blz. 6 t/m 9

Slide 14 - Tekstslide

Deze PO gaat over Historische vaardigheden ofwel ‘historisch denken en redeneren.’ 
Als je dat beheerst, is geschiedenis: 
  • het is kritisch nadenken over het beeld van het verleden. Het kiezen en beoordelen van bronnen. 
  • Afwegen over wat je wel of niet vertelt, hoe je het vertelt en interpreteert 
  • En kijken wat we daar nu aan hebben.

Slide 15 - Tekstslide

In Memo staan 6 kerngedachten met Inzichten beschreven. 
In deze thema opdracht ga je aan de slag met drie van deze kerngedachten en inzichten. 
Je verduidelijkt die aan de hand van één historische gebeurtenis/ontwikkeling, waarvan je weet dat er debat over is (dus dat er verschillend tegenaan gekeken wordt) en waarover je voldoende bronnen kan vinden, die je docent ook kan lezen (dus in het Nederlands of Engels). Het kunnen tekeningen, schilderijen of spotprenten zijn, maar ook fragmenten uit brieven, regeringsdocumenten, dagboeken, pamfletten. 
Die bronnen kunnen van internet komen en/of van boeken.
LET OP: In deze themaopdracht staat dus het toelichten van vaardigheden centraal. Het onderwerp dat je kiest heeft daarbij een ondersteunende functie, het moet de vaardigheden illustreren.

Slide 16 - Tekstslide

Voorbeelden van onderwerpen:
Om je een idee te geven van geschikte ontwikkelingen of ‘gebeurtenissen’:
  • de ondergang van het Romeinse Rijk; 
  • de Industriële Revolutie: de roem van de VOC; 
  • de val van Constantinopel; 
  • Columbus ontdekt Amerika; 
  • Japan bezet Nederlands-Indië; 
  • de Chinese Culturele Revolutie; de ondergang van de DDR; 
  • de Gouden Eeuw van Nederland; 
  • de moderniseringen van Napoleon.
Deze onderwerpen zijn geschikt omdat mensen er verschillend tegenaan kijken en omdat er voldoende bronmateriaal over te vinden is.
Let op: het zijn slechts voorbeelden. Je mag ook iets anders kiezen.

Slide 17 - Tekstslide

De Kernvragen en steeds een keuze uit twee Inzichten die je gebruikt voor je onderwerp:
Je behandelt in ieder geval:
Kernvraag 1 (met keuze uit twee van de inzichten): Hoe bepalen we wat belangrijk is om te vertellen over het verleden?
Kernvraag 6 (met keuze uit twee van de inzichten): Hoe kan kennis van het verleden ons helpen in de wereld van nu en morgen?
Daarnaast kies je zelf een derde kernvraag met keuze uit twee van de inzichten.

Slide 18 - Tekstslide

De opdracht in stappen
1. Vorm tweetallen.
2. Lees blz. 6 t/m 9. Kies een onderwerp en je derde kernvraag en leg het vast bij de docent. Deadline: Maandag 29 maart.
3. Je oriënteert je op het onderwerp en verzamelt alvast wat bronnen (teksten en afbeeldingen), artikelen. Let op: noteer steeds de bronvermelding.
4. Op jullie gebeurtenis/ontwikkeling ga je nu de 3 Kernvragen (blz. 6,7) toepassen. Je let daarbij op de Inzichten bij de Kernvragen (blz. 8,9). Begin bij Kernvraag 1: Historisch Belang. Er horen 5 inzichten bij. Kies steeds 2 inzichten uit om, met jouw gebeurtenis als illustratie, de Kernvraag toe te lichten.

a. Jullie gebeurtenis/ontwikkeling: deze staat steeds centraal bij elke kernvraag.
b. De 3 Kernvragen vormen de drie hoofdstukjes of paragrafen. Elk hoofdstuk begint met het voluit noteren van de Kernvraag.
c. Bij elke kernvraag: twee inzichten. Noteer elk inzicht voluit als titel boven je toelichting van dat inzicht.
d. Bij elk inzicht: een toelichting, aan de hand van een bron of bronfragment, bijvoorbeeld een citaat of een schilderij of een standbeeld. Gebruik in je toelichting de kernwoorden bij de inzichten. Die zijn vetgedrukt.
e. Bij elke bron: een bronverwijzing. Je kan hiervoor voetnoten gebruiken .
6. Je levert een tussenproduct in voor feedback. Daarin heb je tenminste 1 kernvraag behandeld. Inleverdatum: vrijdag 9 april, feedback krijg je digitaal terug op vrijdag 16 april.
7. Eindproduct wordt ingeleverd op: maandag 10 mei.
8. Te laat inleveren kost je tot 10% van je punten, per dag dat je te laat bent.


Slide 19 - Tekstslide

5. Jullie maken een verslag van je bevindingen (Word, Power Point). Wat zie ik in dat verslag?
a. Jullie gebeurtenis/ontwikkeling: deze staat steeds centraal bij elke kernvraag.
b. De 3 Kernvragen vormen de drie hoofdstukjes of paragrafen. Elk hoofdstuk begint met het voluit noteren van de Kernvraag.
c. Bij elke kernvraag: twee inzichten. Noteer elk inzicht voluit als titel boven je toelichting van dat inzicht.
d. Bij elk inzicht: een toelichting, aan de hand van een bron of bronfragment, bijvoorbeeld een citaat of een schilderij of een standbeeld. Gebruik in je toelichting de kernwoorden bij de inzichten. Die zijn vetgedrukt.
e. Bij elke bron: een bronverwijzing. Je kan hiervoor voetnoten gebruiken .



Slide 20 - Tekstslide


6. Je levert een tussenproduct in voor feedback. Daarin heb je tenminste 1 kernvraag behandeld. Inleverdatum: vrijdag 9 april, feedback krijg je digitaal terug op vrijdag 16 april.

7. Eindproduct wordt ingeleverd op: maandag 10 mei.

8. Te laat inleveren kost je tot 10% van je punten.


Slide 21 - Tekstslide

Dit is geen juiste uitvoering van de opdracht.
Het gekozen onderwerp is “DEKOLONISATIE IN DE TWINTIGSTE EEUW”
Kernvraag 1: Hoe bepalen we wat belangrijk is om te vertellen over het verleden?
Inzicht 2: Mensen vinden personen, gebeurtenissen en ontwikkelingen uit het verleden belangrijk wanneer die een goed voorbeeld zijn van iets of wanneer die hebben bijgedragen aan een grote verandering.
Toelichting
Het is noodzakelijk om het te blijven hebben over dekolonisatie. Dit, dekolonisatie, maakte een einde aan zowel goede als slechte zaken. We moeten beide kanten blijven aankaarten, zodat we de dingen die zijn gebeurd niet vergeten. Al zijn het geen positieve herinneringen, het is deel van de geschiedenis en die moet doorgegeven worden.

Slide 22 - Tekstslide

Het gekozen onderwerp is “DEKOLONISATIE IN DE TWINTIGSTE EEUW”
Kernvraag 1: Hoe bepalen we wat belangrijk is om te vertellen over het verleden?
Inzicht 2: Mensen vinden personen, gebeurtenissen en ontwikkelingen uit het verleden belangrijk wanneer die een goed voorbeeld zijn van iets of wanneer die hebben bijgedragen aan een grote verandering.
Feedback:
Deze toelichting voldoet niet aan de opdracht. Het inzicht gaat over dat iets belangrijk is als het een goed voorbeeld is of dat het bijgedragen heeft aan een grote verandering. Je moet dus een bron of twee bronnen zoeken die aantonen dat, voor de Angolezen bijvoorbeeld, dekolonisatie een gigantische verandering betekent. Dus voor hen is het belangrijk.

Slide 23 - Tekstslide

Bij de opdracht op de ELO staat een document: Voorbeeld aanpak PO Thema II 4H.docx. ter inspiratie. Je mag het voorbeeld dat gebruikt wordt dus niet kiezen.
OPDRACHT:
* Lees de PO opdracht zelf nog eens. Noteer de deadlines en kijk naar bijlage 1, waar de beoordelingseisen in staan.
* Lees Voorbeeld aanpak PO Thema II 4H.docx goed door. Stel mij vragen (in de klas of op Teams, ik beantwoord  die vragen later).
* Doe stappen 1 en 2:
1) Kies je partner, 
2) Denk na over een onderwerp (Kijk bijvoorbeeld in je MEMOboek voor inspiratie), en kies de derde Kernvraag met twee inzichten
DEADLINE: maandag 29 maart om 20.00 uur

Slide 24 - Tekstslide

Huiswerk
  • Werk aan stappen 1 en 2 van je PO
  • Lees intro H3 katern R&D: maak een samenvatting en stuur naar mij

Slide 25 - Tekstslide