In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Zelfstandig naamwoord
Zelfstandige naamwoorden kunnen in het
enkelvoud en in het meervoud staan
enkelvoud = één stoel en één bank
meervoud = twee stoelen en twee banken
Veel zelfstandige naamwoorden hebben meervoud op -en
lamp - lampen
hond - honden
weg - wegen
kaas - kazen
lamp + en = lampen
boer + en = boeren
dans + en = dansen
lot + en = loten
Soms moet je tegelijk een a, e, o of u weghalen,
want je hoort een lange klank
schaar - a + en = scharen
been - e + en = benen
aap - a + en = apen
Soms moet je tegelijk de laatste letter verdubbelen,
want je hoort een korte klank
klas + s + en = klassen
bak + k + en = bakken
bed + d + en = bedden
Soms komt er geen medeklinker bij, als het woord eindigt op -ik, -es, -it, -et
monnik + en = monniken
dreumes + en = dreumesen
perzik + en = perziken
Soms moet je tegelijk een -f veranderen in een -v
staaf+ f/v + en = staven
brief + f/v + en = brieven
golf + f/v + en = golven
Soms moet je tegelijk een -s veranderen in een -z
baas + s/z + en = bazen
huis + s/z + en = huizen
glas + s/z + en = glazen
Er zijn hier wel enkele uitzonderingen!!!
kaars - kaarsen
mens - mensen
fotograaf - fotografen
paragraaf - paragrafen
zee --> zeeën
fee --> feeën
ree --> reeën
orchidee --> orchideeën
Bij woorden die eindigen op -ie maak je meervoud met -ën of met -"n (let op waar de klemtoon op valt.)
epidemie = epidemieën
knie = knieën
kolonie = koloniën
bacterie = bacteriën