bijzondere opsomming: omgekeerde of anticlimax: geen auto, geen scooter, maar een gewone fiets (aflopend)
parallellisme: herhaling van een bepaald zinsbouw: Als hij slaapt, laat ik hem slapen. Als hij eet, laat ik hem eten.
Slide 6 - Tekstslide
Stijlfiguren: voor een krachtige boodschap
antithese (tegenstelling): woorden of zinnen die samen een tegenstelling vormen, staan dicht bij elkaar: "Wij voeren geen bittere oorlog. Onze wraak is zoet."
paradox: een schijnbare tegenstelling. Het lijkt of twee woorden of zinnen volledig tegengesteld zijn, maar als je goed leest, klopt het toch "We moeten vechten voor de vrede"
hyperbool (overdrijving): "Ik ging echt dood tijdens die training."
Slide 7 - Tekstslide
Stijlfiguren: voor een krachtige boodschap
eufemisme: stijlfiguur dat op een verzachtende manier iets uitdrukt dat moeilijk of pijnlijk is. Daardoor komen de woorden misschien hard over "Ze gaat voortaan wonen achter haar eigen naam" => scheiding "U heeft extra reistijd"=> vertraging
op een retorische vraag verwacht je geen antwoord. Als de klas niet aan het werk gaat, zegt de docent "Of willen jullie je werk liever na school afmaken?"
Slide 8 - Tekstslide
Beeldspraak
vergelijking (met of zonder verbindingswoord)
metafoor
personificatie ((Talent: vwo 2e klas § 4.2)
metonymie
Bij beeldspraak gebruik je woorden in een
figuurlijke betekenis. Goede beeldspraak maakt een (gesproken) tekst mooier, duidelijker en krachtiger.
Slide 9 - Tekstslide
1. Vergelijking
Bij een vergelijking is er een object (dat wat er "echt" is of letterlijk bedoeld wordt) en een beeld. Die twee worden met elkaar vergeleken.
Object: vent (die zie je echt). Beeld dat je wilt geven: beer
Dat is echt een beer van een vent.
Ze ziet eruit als een vogelverschrikker (als: verbindingswoord)
Slide 10 - Tekstslide
Je kamer ziet eruit ALS...
Je kamer LIJKT WEL...
...een zwijnenstal.
Slide 11 - Tekstslide
2. Metafoor
Een metafoor lijkt op een vergelijking, maar het object (dat wat "echt" is of letterlijk bedoeld wordt) ontbreekt in een zin.
Spreekwoorden en uitdrukkingen zijn ook metaforen.
Wat een tomaat! (over een persoon met een rood hoofd)
Een tsunami van nieuwe voorschriften (een enorme berg)
Een vruchtbare vergadering (een vergadering met resultaat)
Zij is een spin in het web (zij heeft veel contacten)
Slide 12 - Tekstslide
3. Personificatie
Bij een personificatie geef je menselijke eigenschappen aan een concreet, levenloos voorwerp of iets abstracts.
De wind huilt om het huis
Papier is geduldig
Slide 13 - Tekstslide
4. Metonymie
Metonymie: als je niet rechtstreeks zegt wat je bedoelt, maar een kenmerk of detail gebruikt dat daarmee te maken heeft (Het is dus geen vergelijking).
Oranje heeft goud gewonnen
oranje => Nederlands team; goud => medaille
Je zegt niets: ben je je tong verloren?
Slide 14 - Tekstslide
Doel
In je komende schrijfproducten voeg je stijlfiguren en beeldspraak toe om de boodschap krachtiger te laten overkomen.
meer uitleg? https://www.youtube.com/watch?v=tJTJfhutwgk