theorie verhaalanalyse (zie werkboekje) met alle opdrachten
Nieuw Nederlands: beeldspraak, stijlfiguren
de achtergrondinformatie bij de roman
TEA 4: summatieve toets literatuur
Slide 2 - Tekstslide
Programma deze week
Uitleg verhaalanalyse en roman John Boyne
Slide 3 - Tekstslide
Leerdoelen deze week
Je hebt meer kennis en achtergrond gekregen bij de roman De jongen op de berg.
Slide 4 - Tekstslide
Huiswerk
Lezen t/m hst 12
Bespreken
Slide 5 - Tekstslide
Even terug....
Hst 4-7: Pierrot reist naar Duitsland, ontdekt sadistische trekken van Hitlerjugend, voegt zich in het leven van de Berghof bij tante Beatrix, die hem maant zich meer Duits te gedragen, heet nu Pieter, moet zijn vriend Anshel vergeten en begroet de eigenaar van de Berghof: Hitler.
Hst 8-9: Hitler geeft Pieter een Hitlerjugenduniform cadeau, laat hem antisemitische boeken lezen. Pieter gedraagt zich nu hautain en vrouwonvriendelijk, komt steeds meer onder Hitlers invloed. De Engelse hertog bezoekt Hitler.
Slide 6 - Tekstslide
Welke zaken zijn je opgevallen?
Slide 7 - Tekstslide
Even terug....
Hst 10: Pieter pikt kamer van Beatrix in, verloochent zijn vriendschap met Anshel en zijn liefde voor het kinderboek, verliest vriendin Katarina, ontdekt een complot en verraadt zijn tante en Ernst.
Hst 11-12: Scharführer Fischer aanbidt Hitler, maakt aantekeningen bij besprekingen. Ontmoet Leni Rieffenstahl. Nodigt Katarina uit op Eva Brauns feest, voelt zich miskend, randt haar aan.
Slide 8 - Tekstslide
Even terug....
Eerder uitleg gekregen van personages (karakterontwikkeling, hoofd- en bijfiguren,..), tijd (vertelde tijd, verteltijd, flashback, versnelling, vertraging,...), perspectief (personaal, meervoudig personaal, ik-, auctoriaal)
Begrip ruimte
Slide 9 - Tekstslide
Ruimte en sfeer
Plaats waar de gebeurtenis zich afspeelt
Veel aandacht voor het beschrijven van de ruimte? Of wordt er gespeeld met beeld en geluid in een film? Dan is de ruimte belangrijk voor het verhaal: deze creëert bepaalde sfeer
Parallellie: ruimte komt overeen met gebeurtenis of gevoel van personage (verliefd stel = bloemenveld)
Contrast: ruimte is in tegenstelling met gebeurtenis of gevoel (zon tijdens begrafenis)
Slide 10 - Tekstslide
Welke ruimtes zijn betekenisvol?
Slide 11 - Tekstslide
Welke vragen heb je nog?
Slide 12 - Tekstslide
Zelfstandig werken
zie boekje met opdrachten: maken t/m 10
Slide 13 - Tekstslide
T G 3 D
Welkom
Slide 14 - Tekstslide
Leerdoel deze week
Je hebt meer kennis en achtergrond gekregen bij de roman De jongen op de berg.
Slide 15 - Tekstslide
Huiswerk
Opdrachten t/m 10
Bespreken
Slide 16 - Tekstslide
Programma
Bespreking opdrachten
Korte herhaling beeldspraak en stijlfiguren
Voorlezen
Slide 17 - Tekstslide
Stijlfiguren: voor een krachtige boodschap (H1, ws)
herhaling (repetitio): macht, macht en nog eens macht
opsomming (enumeratio): T-shirts, broeken, long sleeves, schoenen
(opsomming in drieën): lezen, schrijven, praten
(vaste opsomming: drieslag): veni, vidi, vici
climax: regen, hagel, onweer (oplopend)
omgekeerde climax: geen auto, geen scooter, maar een gewone fiets (aflopend)
Slide 18 - Tekstslide
Stijlfiguren: voor een krachtige boodschap met gevoel (H2, ws)
hyperbool: overdrijving "Je twijfelt nu al een jaar of je naar dat feestje gaat." (al een tijdje)
understatement: afzwakking "Die Tesla kostte wel een paar centjes" (heel veel geld)
eufemisme: afzwakking om de boodschap minder hard te laten overkomen: "We hebben onze hond laten inslapen." (laten doodgaan)
litotes: ontkenning van het tegenovergestelde "Ze is bepaald niet dom" (ze is heel slim)
Slide 19 - Tekstslide
Vergelijking, metafoor, personificatie en metoniem
Slide 20 - Tekstslide
Beeldspraak: voor krachtige taal
Vergelijking: beeld én object ( "Je kamer lijkt wel een zwijnenstal")
Metafoor: alleen het beeld wordt genoemd ("Wat een zwijnenstal!"). Spreekwoorden zijn metaforen.
Metoniem: kenmerk van het object genoemd (geef mij nog maar een bordje)
Personificatie: een ding/dier krijgt een menselijke eigenschap toebedeeld (De wind fluistert haar naam)