1vm Toets Hoofdstuk 3

Herhalen chapitre 3
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Herhalen chapitre 3

Slide 1 - Tekstslide

Wat betekent:
rigoler
A
beginnen
B
lachen
C
opschrijven
D
aardig

Slide 2 - Quizvraag

Wat betekent:
peut-être
A
natuurlijk
B
echt
C
misschien
D
vooral

Slide 3 - Quizvraag

Wat betekent:
aimer
A
houden van
B
vergeten
C
maken/doen
D
thuiskomen

Slide 4 - Quizvraag

Wat betekent:
le tableau
A
de spullen
B
het schilderij
C
de leerling
D
de taal

Slide 5 - Quizvraag

Wat betekent in het Frans:
vergeten
A
faire
B
aimer
C
rentrer
D
oublier

Slide 6 - Quizvraag

Wat betekent in het Frans:
terrible
A
leuk
B
enthousiast
C
vreselijk
D
grappig

Slide 7 - Quizvraag

Wat betekent in het Frans:
vandaag
A
aujourd'hui
B
trop
C
surtout
D
difficile

Slide 8 - Quizvraag

Wat betekent:
le secret

Slide 9 - Open vraag

Wat betekent:
l'histoire

Slide 10 - Open vraag

Wat betekent:
facile

Slide 11 - Open vraag

Wat betekent: à l'heure

Slide 12 - Open vraag

Wat is de Franse vertaling van:
mevrouw

Slide 13 - Open vraag

Wat is de Franse vertaling van:
aardig

Slide 14 - Open vraag

Wat is de Franse vertaling van:
wiskunde

Slide 15 - Open vraag

être: Wat komt er na:
Nous ......

Slide 16 - Open vraag

être: Wat komt er na:
je ......

Slide 17 - Open vraag

être: Wat komt er na:
Elle ..........

Slide 18 - Open vraag

être: Wat komt er na:
Vous

Slide 19 - Open vraag

être: wat komt er na:
tu .....

Slide 20 - Open vraag

Wat betekent deze zin:
Tu es en quelle classe?

Slide 21 - Open vraag

Wat betekent deze zin:
Quelle heure est-il?

Slide 22 - Open vraag

Wat betekent deze zin:
Quelle est ta matière préférée?

Slide 23 - Open vraag

Wat betekent deze zin:
Qui est ton prof de français?

Slide 24 - Open vraag

BONUS:
Hoelaat is het?
Il est midi
A
12 uur 's middags
B
12 uur 's nachts

Slide 25 - Quizvraag

BONUS:
Hoelaat is het?
Il est trois heures et quart
A
2.15
B
2.30
C
3.30
D
3.15

Slide 26 - Quizvraag

BONUS:
Hoelaat is het?
Il est trois heures et quart
A
2.15
B
2.30
C
3.30
D
3.15

Slide 27 - Quizvraag

Welke dag is dit:
Mardi
A
maandag
B
dinsdag
C
woensdag
D
donderdag

Slide 28 - Quizvraag

Welke dag is dit:
vendredi
A
donderdag
B
vrijdag
C
zaterdag
D
zondag

Slide 29 - Quizvraag

Welke dag is dit?
dimanche
A
maandag
B
zondag
C
vrijdag
D
zaterdag

Slide 30 - Quizvraag

EINDE!

Slide 31 - Tekstslide

bezittelijk voornaamwoord
mijn (mannelijk enkelvoud)
A
ma
B
mes
C
ton
D
mon

Slide 32 - Quizvraag

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord uit de 3 opties.

_________ (mijn) tante
A
ma
B
ta
C
mon
D
son

Slide 33 - Quizvraag

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord uit de 3 opties.

_________ (zijn) soeur
A
sa
B
ton
C
son
D
ta

Slide 34 - Quizvraag

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord uit de 4 opties.

_________ (zijn) oncles
A
ton
B
tes
C
son
D
ses

Slide 35 - Quizvraag

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord uit de 4 opties.

_________ (hun) appartement
A
sa
B
leur
C
son
D
leurs

Slide 36 - Quizvraag

Het bezittelijk voornaamwoord staat voor een...
A
...werkwoord
B
...een lidwoord
C
...zelfstandig naamwoord
D
...een voorzetsel

Slide 37 - Quizvraag

Kies het juiste bezittelijk voornaamwoord:
....... famille habite à Paris
A
nos
B
notre

Slide 38 - Quizvraag

Vul het juiste bezittelijk voornaamwoord in :
Gaston aime (zijn) tante.
A
son
B
sa
C
ses
D
leur

Slide 39 - Quizvraag

Wat zijn de goede vertalingen van het bezittelijk voornaamwoord 'jouw'?
A
mon/ma/mes
B
ton/ta/tes
C
son/sa/ses

Slide 40 - Quizvraag