voorbereiden coronatoets

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Programme

Voorbereiden coronatoets

Het bezittelijk voornaamwoord

bezittelijk
voornaamwoord

bezittelijk voornaamwoord
mijn (mannelijk enkelvoud)

1. ma
2. mes
3. ton
4. mon

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord uit de 3 opties.

_________ (zijn) soeur

1. sa
2. ton
3. son
4. ta

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.


_________ (jouw) mère

1. ton
2. ta
3. son
4. sa

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord uit de 3 opties.

_________ (mijn) tante

1. ma
2. ta
3. mon
4. son

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord uit de 3 opties.

_________ (zijn) oncles

1. ton
2. tes
3. son
4. ses

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord uit de 3 opties.

_________ (jullie) mères

1. votre
2. vos
3. son
4. sa

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord uit de 4 opties.

_________ (zijn) oncles

1. ton
2. tes
3. son
4. ses

Vul het juiste bezittelijk voornaamwoord in :
Gaston aime (zijn) tante.

1. son
2. sa
3. ses
4. leur

Kies het juiste bezittelijk voornaamwoord:
...... maison est grande

1. Mon
2. Ma
3. Mes

We gaan nu oefenen met de werkwoorden avoir, être aller en faire.

hebben =

1. être
2. avoir
3. faire
4. aller

gaan =

1. être
2. avoir
3. faire
4. aller

zijn =

1. être
2. avoir
3. aller
4. faire

doen/maken =

1. être
2. avoir
3. aller
4. faire

Is het werkwoord een vervoeging van être of avoir??

Sleep de vervoeging  naar het goede werkwoord.

AVOIR

ÊTRE

je suis

tu as

nous sommes

j'ai 

elle a

vous avez

elles

 sont

tu es 

il est

ils ont

                   être           avoir        aller

je (j')

tu

il/elle

nous

vous

ils/elles

suis

avons

vas

sont

a

sommes

avez

ont

es

êtes

as

est

ai

vais

allez

allons

va

vont

We gaan nu oefenen met de regelmatige werkwoorden op -er.

Werkwoorden op ER
Elles cherch...

1. e
2. es
3. ons
4. ent

Werkwoorden op ER
Nous trouv...

1. e
2. es
3. ons
4. ez

Werkwoorden op ER
Tu regard...

1. e
2. es
3. ons
4. ez

Werkwoorden op ER
Elle regard...

1. e
2. es
3. ons
4. ez

On (habiter)

1. habite
2. habites
3. habbite

Fabien et Amélie (chercher)

1. cherchons
2. cherchez
3. cherchent
4. cherches

Huiswerk

Vul het  google forms in

https://forms.gle/WpP3hH5ChwWjQtVX7