In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Oefenen woordsoorten
woordsoorten: LW - ZN - WW
Zinsdelen: PV - OND-WG
Slide 1 - Tekstslide
Wat zijn woordsoorten?
Slide 2 - Open vraag
Wat zijn 'de, het, een' voor woordsoorten?
Slide 3 - Open vraag
Is een werkwoord een woordsoort?
Slide 4 - Open vraag
Welk woordsoort is 'een'?
Slide 5 - Open vraag
Welk woordsoort is 'snelweg'?
Slide 6 - Open vraag
Welk woordsoort is 'Spanje'?
Slide 7 - Open vraag
Benoem de woordsoorten van beide zinnen. 1) De scheidsrechter krijgt ... 2) Het jongetje pakt ...
Slide 8 - Open vraag
Woordsoorten: alle woorden benoemen. De zon schijnt. Hans is gelukkig.
Slide 9 - Open vraag
Woordsoort 1: zelfstandig naamwoord
Woordsoort 2: werkwoord
Woordsoort 3: lidwoord
Willem
klokje
Fietst
drinken
een
opgegeten
gemaakt
hond
het
aardbeien
Slide 10 - Sleepvraag
Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten? Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
De
dj
draait
op
het
festival.
leuke
Slide 11 - Sleepvraag
Oefenen zinsdelen
Zinsdelen: PV - OW-WG
Slide 12 - Tekstslide
ik / wil / naar huis Alles wat voor de pv kan staan, is een zinsdeel. Wat is zeker een zinsdeel?
A
ik
B
naar huis
C
niets
Slide 13 - Quizvraag
Zinsdelen Hoeveel zinsdelen heeft de zin? 'Hij eet een appel.'
A
3 zinsdelen
B
2 zinsdelen
C
4 zinsdelen
D
1 zinsdeel
Slide 14 - Quizvraag
Zinsdelen Hoeveel zinsdelen heeft de zin? 'Wanneer heb ik vakantie ?
A
4 zinsdelen
B
5 zinsdelen
C
3 zinsdelen
D
6 zinsdelen
Slide 15 - Quizvraag
Wat is de pv en wat is het wg? Die buschauffeur liet ons allemaal staan.
Slide 16 - Open vraag
Zet de zin in zinsdelen. Mevrouw Simone had aan alle leerlingen koekjes gegeven.