In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
VH1 - Nederlands
Werkwoordelijk gezegde
Mevrouw Giesen
timer
10:00
Slide 1 - Tekstslide
Agenda
Terugblik vorige les
Leerdoelen
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Hoe vinden we het werkwoordelijk gezegde?
Quiz/Spel
Zelfstandig werken
De laatste vragen/Afsluiting
Slide 2 - Tekstslide
Terugblik vorige les
Persoonsvorm
Zin in zinsdelen hakken
Onderwerp
Slide 3 - Tekstslide
Leerdoelen
Ik weet wat een werkwoordelijk gezegde is.
Ik weet hoe ik het werkwoordeijk gezegde in een zin kan vinden.
Slide 4 - Tekstslide
Werkwoordelijk gezegde
Slide 5 - Woordweb
Wat is een werkwoordelijk gezegde?
Bekijk de volgende zin:
– Zal / Simone (ow) / zondag / haar verjaardag / vieren?
In deze zin staan twee werkwoorden: zal en vieren. Die vormen samen het werkwoordelijk gezegde (wg): zal vieren. Ze zeggen wat het onderwerp doet of overkomt.
Slide 6 - Tekstslide
Hoe vind je het werkwoordelijk gezegde?
Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit de persoonsvorm (in de voorbeeldzinnen onderstreept) plus de andere werkwoorden, als die er zijn. Delen van een scheidbaar werkwoord horen ook bij het werkwoordelijk gezegde.
De chauffeur (ow) / heeft / het pakketje / vanmorgen / afgeleverd.
wg = heeft afgeleverd
Bij de volgende bushalte / stapt / mevrouw De Wever (ow) / uit.
wg = stapt uit (want het hele werkwoord is uitstappen)
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Video
play.blooket.com
Slide 9 - Link
Zelfstandig aan de slag
Ga via Magister -> Nieuw Nederlands online
Er staat een geplande taak voor je klaar!
Slide 10 - Tekstslide
Leerdoelen
Ik weet wat een werkwoordelijk gezegde is.
Ik weet hoe ik het werkwoordeijk gezegde in een zin kan vinden.
Slide 11 - Tekstslide
De laatste vragen
Schrijf het werkwoordelijk gezegde op van deze zin:
Gisteravond had ik willen sporten.
Slide 12 - Tekstslide
VH1 - Nederlands
Bedankt voor jullie aandacht vandaag!
Slide 13 - Tekstslide
VH1 - Nederlands
Mevrouw Giesen
Grammatica
timer
10:00
Slide 14 - Tekstslide
Agenda
Terugblik vorige les
Leerdoelen
Wat is het lijdend voorwerp?
Hoe vind je het lijdend voorwerp?
Oefenen in de klas
Zelfstandig werken
Afsluiting
Slide 15 - Tekstslide
Leerdoelen
Ik weet wat het lijdend voorwerp van een zin is.
Ik weet hoe ik het lijdend voorwerpvan een zin kan vinden.
Slide 16 - Tekstslide
Het lijdend voorwerp
Slide 17 - Woordweb
Wat is het lijdend voorwerp?
Bekijk de volgende zin:
– De directeur van de bioscoop / ontsloeg / vanochtend / de onbetrouwbare medewerker.
In deze zin is de onbetrouwbare medewerker het lijdend voorwerp (lv). Dat zinsdeel geeft meestal aan wie/wat iets ‘overkomt’ of ‘ondergaat’:
Manouk helpt Job (lv) bij het maken van zijn wiskundesommen.
’s Morgens vroeg laat onze buurman zijn hond (lv) uit.
Guus heeft een mooie tekening (lv) gemaakt.
Slide 18 - Tekstslide
Hoe vind je het lijdend voorwerp?
Bekijk de zin Op de markt heeft Ricardo een warme winterjas gekocht.
Zoek de persoonsvorm en verdeel de zin in zinsdelen.
– Op de markt / heeft / Ricardo / een warme winterjas / gekocht.
Noteer het onderwerp en werkwoordelijk gezegde.
ow = Ricardo
wg = heeft gekocht
Stel de vraag Wat (soms: Wie) + werkwoordelijk gezegde + onderwerp?
Vraag: Wat heeft Ricardo gekocht?
Het antwoord op die vraag is het lijdend voorwerp.
lv = een warme winterjas
Slide 19 - Tekstslide
Tip
Het lijdend voorwerp begint bijna nooit met een voorzetsel (aan, achter, bij, in, langs, met, naast, onder, op, over, voor enzovoorts).
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Video
play.blooket.com
Slide 22 - Link
Zelfstandig werken
Ga via Magister -> Nieuw Nederlands
Werk rustig verder aan de weektaak
Slide 23 - Tekstslide
Leerdoelen
Ik weet wat het lijdend voorwerp van een zin is.
Ik weet hoe ik het lijdend voorwerpvan een zin kan vinden.
Slide 24 - Tekstslide
De laatste vragen
Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?
Tijdens de kleine pauze at de conciërge een echt Brabants worstenbroodje.