De puzzel van het ontleden
De puzzel moet compleet zijn en alle stukjes passen in elkaar.Stap 1: PV = werkwoord, Je doet getalproef (ev-mv) of tijdproef (tt-vt).
Stap 2: zindeelstrepen plaatsen --> elk deel dat voor de ~PV kan en een correcte zin blijf = een zinsdeel
Stap 3: O = Wie/wat + PV
Stap 4 :NG = Koppelwerkwoorden + wat er over het onderwerp gezegd wordt.
Vraag 1: Staat er een koppelwerkwoord in de zin?
Vraag 2: Gaat het om een 'toestand' of 'eigenschap' (iemand/iets is iets of lijkt iets te zijn)?
Vraag 3: Is er een relatie met het onderwerp?
--> NG bestaat uit twee delen: werkwoordelijk deel + [naamwoordelijk deel]
Geen: LV
BIJNA NOOIT een MV: Aan/voor wie + O + NG
Stap 5: BWB = De prullenbak van de zin. wat nog geen naam heeft gaat daarin en is dus de BWB
--> tijden en plaatsen zijn altijd BWB (beginnen met een voorzetsel) + Geeft antwoord op vragen als: waarom, wanneer, hoelang, waarheen, waarvandaan, hoe en waarmee. + Er kunnen meerdere BWB's in een zin staan. + Woorden als wel, niet, nog en ook zijn ook BWB's.