M1: (herhaling) les verbes

• Frans
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

Les objectifs:

• aan het einde van de les kan ik de onregelmatige werkwoorden être, avoir, aller en faire vervoegen in de présent.

Welke werkwoorden in het Frans hebben jullie allemaal gehad?

00:14

Être betekent:

Doen

Hebben

Gaan

Maken

Zijn

Conjuge avec le verbe être au présent:
Nous ..... à la maison

1. êtes
2. sommes
3. avons
4. a

Tu .... dans mon école

1. es
2. as
3. êtes
4. a

De passé composé van être

1. J'ai été
2. Je suis allé
3. J'ai eu

Wat betekent het werkwoord avoir?

1. zijn
2. hebben
3. doen/maken
4. gaan

00:13

Vous avez betekent:

1. Jullie hebben
2. U heeft
3. Wij hebben
4. Zij hebben

Ik heb een cadeau voor jou!
........ un cadeau pour toi

1. Je suis
2. J'ai
3. Je fais
4. Je vais

Lundi, nous ...... un examen important!

Le verbe aller:

Je vais                                                              

tu vas                                                                

il/elle/on va

nous allons

vous allez

ils/elles vont

Maak een zin in het frans met het werkwoord aller. Moeilijk? Noteer dan alleen een persoon + pv

00:06

Wat betekent: Je fais ?

00:09

Wat betekent "tu fais"?

1. Jij doet
2. Jij maakt
3. Jij weet
4. Jij gaat

00:15

Wat betekent: Il/ elle/ on fait?

00:34

Hoe schrijf je in het Frans: wij maken?

01:05

Hoe schrijf je: u doet/ maakt of jullie doen/maken en français?

01:24

Ils font betekent:

1. Hij maakt
2. Hij doet
3. A+b zijn beide goed
4. Zij doen/maken

Ken je de werkwoorden être, avoir, aller et faire?

1. Nee
2. Ja
3. Ik ken ze een beetje
4. Ben alles al vergeten

Aan het einde van de les kan ik (al een beetje beter) de onregelmatige werkwoorden vervoegen in de présent.

Wat heb je geleerd vandaag en hoe vond je het gaan?