MH1 Present Simple

Present simple
1 / 53
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 1

In deze les zitten 53 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Present simple

Slide 1 - Tekstslide

Aims & Programme
Lesdoel: Ik kan de present simple herkennen en weet over welke tijd we spreken. 
Ik kan de present simple toepassen in een opdracht en weet hoe deze gevormd wordt. 


Lesson up instructie
opdrachten maken


Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Wat is de present simple denk jij?
A
Tegenwoordige tijd
B
Verleden tijd

Slide 4 - Quizvraag

Present Simple, welke zin denk jij staat in de tijd van nu ?
A
Lucy lives in London.
B
Lucy lived in London.
C
Lucy is Living in London.
D
Lucy has lived in London.

Slide 5 - Quizvraag

Slide 6 - Video

Present Simple = Tegenwoordige Tijd
we praten
jullie schrijven
zij studeren

we talk
you write
they study

Slide 7 - Tekstslide

Present Simple = Tegenwoordige Tijd
ik fiets
jij loopt
hij eet
zij bevriest
het draagt
I cycle
you walk
he eatS
she freezES
it carrIES

Slide 8 - Tekstslide

SHIT
She
He
IT
bij He/She/IT 

werkwoord
werkwoord eindigend op S-klank
werkwoord eindigend op medeklinker Y
-S
-ES
-IES

Slide 9 - Tekstslide

-y -S of -IES?
Als een werkwoord eindigt op medeklinker -y
carry
study
hurry
cry
carrIES
studIES
hurrIES
crIES
Als een werkwoord eindigt op een klinker -y
play
buy
playS
buyS

Slide 10 - Tekstslide


Present Simple
Wanneer gebruik je de Present Simple?
A
Wanneer iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt.
B
Wanneer iets nu bezig of aan de gang is.
C
Wanneer iets in het verleden is gebeurd.
D
Wanneer iets in het verleden is begonnen en nu nog bezig is.

Slide 11 - Quizvraag

Present simple
He ..... (to call)
A
call
B
calls

Slide 12 - Quizvraag

Present simple
It ....... (to start) in 10 minutes.
A
start
B
starts

Slide 13 - Quizvraag

Present simple
We often ........... (to talk) about or holiday.
A
talk
B
talks

Slide 14 - Quizvraag

Present simple
I never ....... (to wear) this dress to school.
A
wear
B
wears

Slide 15 - Quizvraag

Present simple
They ...... (to visit) us every summer.
A
visit
B
visits

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Video

Bij :
he/she/it
komt er achter het werkwoord
- s
- es
- ies
Bij :
1 mens/ dier of ding komt er 
achter het werkwoord
- s
- es
- ies

Slide 18 - Tekstslide

Eat
A
s
B
es
C
ies

Slide 19 - Quizvraag

Drink
A
s
B
es
C
ies

Slide 20 - Quizvraag

jump
A
s
B
es
C
ies

Slide 21 - Quizvraag

Fly
A
s
B
es
C
ies

Slide 22 - Quizvraag

search
A
s
B
es
C
ies

Slide 23 - Quizvraag

run
A
s
B
es
C
ies

Slide 24 - Quizvraag

cry
A
s
B
es
C
ies

Slide 25 - Quizvraag

dance
A
s
B
es
C
ies

Slide 26 - Quizvraag

Present simple: ontkennend
I
don't want any pasta

He/ She/ It
doesn't want any pasta

You
don't want any pasta

We/ They
don't want any pasta

Slide 27 - Tekstslide

Present simple: vragend
I
Do I like cricket?

He/ She/ It
Does he/she/it like cricket?

You
Do you like cricket? 

We/ They
Do we/they like cricket?

Slide 28 - Tekstslide

Present simple - ontkennend
Rana ......... candy
A
don't eat
B
eat not
C
doesn't eat
D
eats not

Slide 29 - Quizvraag

Present Simple - ontkennend
It ....... (to start) in 10 minutes.
A
don't starts
B
don't start
C
doesn't starts
D
doesn't start

Slide 30 - Quizvraag

Present simple.
Maak deze zin ontkennend:
She listens to music
A
She listens not to music.
B
She doesn't listens to music.
C
She don't listens to music.
D
She doesn't listen to music.

Slide 31 - Quizvraag

Present simple - ontkennend
They ........... when they fall.
A
don't cry
B
doesn't cries
C
doesn't cry
D
don't cry's

Slide 32 - Quizvraag

Welke ontkennende zin staat in de present simple?
A
I not work at a bank.
B
I works not at a bank.
C
I don't work at a bank.
D
I doesn't work at a bank.

Slide 33 - Quizvraag

present simple - vragend:
_______ he live in London?
A
Do
B
Does

Slide 34 - Quizvraag

present simple - vragend:
_____ mr Brown travel by car?
A
Do
B
Does

Slide 35 - Quizvraag

present simple - vragend:
_______ they like chocolate?
A
Do
B
Does

Slide 36 - Quizvraag

Present simple:
Maak deze zin vragend:

He always walks to school.
A
Is he always walking to school?
B
Does he always walk to school?
C
Doesn't he always walk school?
D
He was always walking to school.

Slide 37 - Quizvraag

Present simple.
Maak deze zin vragend:
We drink a cup of tea.
A
We drink a cup of tea?
B
Do we drink a cup of tea?
C
Does we drink a cup of tea?
D
Drink we a cup of tea?

Slide 38 - Quizvraag

Present simple.
Maak deze zin vragend:
The cat sits on a chair.
A
Do the cat sits on a chair?
B
Does the cat sits on a chair?
C
Does the cat sit on a chair?
D
Do the cat sit on a chair?

Slide 39 - Quizvraag

(to teach) present simple
She ..... English.

Slide 40 - Open vraag

(to cry) present simple
The baby ..... .

Slide 41 - Open vraag

(to dance) present simple
I ..... at the party.

Slide 42 - Open vraag

(to watch) present simple
We ..... a nice film.

Slide 43 - Open vraag

Maak deze zin vragend.

I know the present simple.


Slide 44 - Open vraag

Present simple ontkennend (-):
It ....... (start) in 10 minutes.

Slide 45 - Open vraag

Present Simple (ontkenningen)
- (to teach) -> The teachers ..... English.

Slide 46 - Open vraag

present simple(ontkenningen)
- (to teach) -> She ..... English.

Slide 47 - Open vraag

present simple (ontkenningen)
- (to cry) -> The baby ..... .

Slide 48 - Open vraag

Present simple: Ontkennen
They eat carrots for lunch

Slide 49 - Open vraag

Present simple: Maak de zin vragend
Katy likes to draw

Slide 50 - Open vraag

Present simple: Vragend
_____ she often ____ to ah. (go)

Slide 51 - Open vraag

Gebruik de vragende vorm van de Present Simple:
....... you ....... (like) pizza?

Slide 52 - Open vraag

Lesdoel:
Ik kan de present simple herkennen
Ik kan de present simple toepassen in een opdracht
Ik snap het helemaal, kom maar op met de opdrachten
Ik snap het een beetje, maar wel even op weghelpen met de opdrachten
Ik snap er helemaal niets van , HELP

Slide 53 - Poll