Wie of wat + pv + wwg= lv
Kadir heeft de bal gegooid.
pv = heeft (Kadir had de bal gegooid) wg = heeft gegooid
Onderwerp= Wie of wat heeft gegooid = Kadir
Lijdend voorwerp (lv) = Wie of wat heeft Kadir gegooid? --> de bal
De zinsdelen zijn dan: Kadir / heeft / de bal / gegooid.